Ik ben alles luidde het thema van de Boekenweek dit jaar. In Rotterdam werd een schrijfworkshop georganiseerd met hetzelfde thema. We startten met een simpele opdracht: schrijf op wie je bent en lees het daarna voor. Alle twaalf cursisten, inclusief ikzelf, begonnen ijverig te pennen.
Het resultaat was een reeks aan verhalen en opsommingen van identiteiten, uiterlijke en innerlijke kenmerken: leeftijd, gender, etniciteit, religie, woonplaats, burgerlijke staat, en persoonlijke karakteristieken zoals doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen, of het zijn van een dromer, denker, of doener. Ik ben alles werd zodoende een exercitie waarin we niet meer alles waren. We maakten keuzes. Ik ben een Rotterdammer (dus geen Amsterdammer), ik ben moslim (dus geen atheïst), ik ben een doorzetter (dus ik geef niet snel op).
Dit zijn projecties van een mensbeeld dat onder het kapitalisme van de eenentwintigste eeuw floreert. Kapitalistische ondernemingen pluizen ons uiterlijk, innerlijk en vooral onze zoektocht naar identiteit helemaal uit. Uiterlijk, innerlijk en identiteit worden gecommodificeerd ten behoeve van financiële winst. In het dichtstbijzijnde winkelcentrum kan ik terecht voor haaraccessoires, make-up, acrylnagels, wimperextensies en lip fillers. Voor innerlijke transformatie is er een grandioos aanbod van coaches, zelfhulpboeken en vitamines.
En wat betreft identiteit kun je werkelijk van alles bedenken. Als consument kun je allerlei producten en diensten kopen met de gedachte dat die bij jouw leeftijd, gender, seksuele geaardheid, cultuur of religie horen. Enkele simpele voorbeelden: bij sneakers denk ik aan jongeren, bij herenschoenen aan zakenmannen, bij pumps aan vrouwen en bij hoge glitterhakken aan drag queens.
Identiteit en kapitalisme gaan hand in hand. Grote bedrijven verzamelen data en doen talloze onderzoeken, studies en evaluaties om hun producten en diensten aan een zo groot mogelijke doelgroep aan te kunnen bieden. Ze hebben behoefte aan gestandaardiseerde consumenten van wie de identiteit en bijbehorende voorkeuren vaststaat. Dat maakt het makkelijker om hun producten en diensten te verkopen.
Een mensbeeld gebaseerd op identiteit betekent echter een behoorlijke reducering, en daarmee vervreemding, van onszelf als levende wezens. Mensen zijn veel méér dan de identiteiten die ze voorgeschoteld krijgen in het kapitalistische, neoliberale systeem. We zijn geen statische, stilstaande wezens die aan een bepaalde standaard voldoen. Mensen veranderen voortdurend. Bovendien zijn we onlosmakelijk verbonden met onze omgeving.
Het visuele is dominant
Om dit te illustreren begin ik bij de systeemtheorie zoals aangehaald in het boek Donuteconomie van Kate Raworth. De donuteconomie is een alternatief economisch model met een brede doelstelling: het voorzien in de mensenrechten van ieder mens, binnen de mogelijkheden van onze levenwekkende planeet. Daarbij voert Raworth de systeemtheorie op als beginpunt om de dynamiek van een economie te snappen. Diezelfde theorie kunnen we ook gebruiken om de mens beter te begrijpen. De mens in zijn leefomgeving kan namelijk ook als een systeem worden gezien.
De leefomgeving beïnvloedt het gedrag en het welzijn van de mens. De mens reageert voortdurend op prikkels uit de omgeving. Daglicht geeft ons energie en beïnvloedt ons humeur. Warmte zorgt ervoor dat we gaan zweten, bij kou rillen we. Denk ook aan voeding: de instroom is wat je eet, de uitstroom is de energie die vrijkomt zodra koolhydraten, vetten en eiwitten in het lichaam worden afgebroken. Je bent wat je eet! Toch zien we voeding, of in bredere zin de leefomgeving, niet als onderdeel van onszelf of van ons systeem. Waarom eigenlijk niet?
Het antwoord heeft te maken met de manier waarop we zintuiglijk waarnemen. Dit wordt met name bepaald door dat wat we zien. In pre-industriële samenlevingen was er meer variatie tussen de zintuigen. In sommige gemeenschappen was juist geur of geluid dominant in de taal en in de waarneming.