Je bent een idealistische wetenschapper met grote ambities. Je wil bijdragen aan een gezonde, eerlijke en duurzame toekomst. Waar komt deze drive vandaan, wat heeft jou gevormd? 

“Al van kinds af aan wil ik een positieve bijdrage leveren aan de wereld. Toen ik in de kleuterklas zat, vroeg ik me al af hoe je van toegevoegde waarde kunt zijn. Als ik die verwondering probeer te verklaren, dan moet ik teruggaan naar mijn oma Hermina, de moeder van mijn vader. We lijken op elkaar. Ook zij was een heel nieuwsgierig meisje dat iets goeds wilde doen. 

In 1911 werd ze geboren in een niet-rijk gezin uit Drenthe. Ze was het slimste meisje van de klas. Maar toen ze negen jaar oud was, werd ze van school gehaald om te werken in de huishouding. Ze besefte dat het voor haar, als jonge vrouw, kennelijk niet was weggelegd om haar nieuwsgierigheid te bevredigen. Ze ging trouwen en bracht negen kinderen groot. Door haar eigen ervaring heeft ze er alles aan gedaan om haar kinderen meer kansen te geven. Mijn vader, de middelste, was de eerste van het gezin die ging studeren aan de universiteit. Dankzij mijn oma was het voor mij veel logischer om te gaan studeren als meisje. Toen ik tien jaar geleden mijn oratie uitsprak om hoogleraar te worden, was mijn oma – ze was 103 jaar en slecht ter been - online aanwezig. Ik heb mijn dankbaarheid uitgesproken. Door mensen zoals zij is er een beweging in gang gezet waardoor er echt iets is veranderd na twee generaties.” 

In jouw werk als bioloog houd je je bezig met de invloed van de omgeving waarin mensen gevormd worden en opgroeien en de kansen die dat met zich meebrengt in het latere leven. Kun je uitleggen wat de focus is van je werk?

“Ik wilde altijd al biologie studeren, want ik was geïnteresseerd in het wonder van het leven. Het ontstaan van nieuw leven is echt magisch. Ik liep stage in een ivf-centrum waar ik onderzoek  deed naar vruchtbaarheidsbehandelingen. Ieder mens is begonnen als een enkele eicel, maar bij iedereen ontvouwt het leven zich anders. Is er een effect als het prille leven begint in het felle licht in een petrischaaltje?

“ Wist je dat de eicel waaruit jij bent ontstaan al bestond toen je moeder nog in de buik van je oma zat? ”

De vraag die me nu al dertig jaar bezighoudt, is hoe mensen worden zoals ze zijn. Ik wil snappen waarom mensen doen wat ze doen, wat hun talenten zijn en hoe ze aan de blauwe plekken komen die ze meedragen. Om te begrijpen hoe je later als mens beïnvloed wordt door de manier waarop jouw leven is ontstaan, kijk ik naar de omgeving waarin mensen opgroeien. En ik kijk ook naar de omstandigheden die de ouders en grootouders hebben gekend. Wist je dat de eicel waaruit jij bent ontstaan al bestond toen je moeder nog in de buik van je oma zat?

Portretfoto Tessa Roseboom
Tessa Roseboom

Zo bekeken was ik er ook al toen de Hongerwinter begon aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ik heb jaren geleden een groot onderzoek gedaan naar de langetermijneffecten van de Hongerwinter op de kinderen die later werden geboren. In het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam zijn een paar duizend geboortedossiers uit die tijd bewaard gebleven. Het is gelukt om een groot deel van hen op te sporen, zodat we – toen ze vijftig jaar oud waren – konden achterhalen wat de effecten zijn geweest van ondervoeding op de fysieke en mentale gezondheid. 

De resultaten liegen er niet om. De hoeveelheid voeding in de baarmoeder beïnvloedt bijvoorbeeld de aanleg van organen. We zagen dat de hersenen relatief klein konden zijn, dat een andere stofwisseling kan leiden tot suikerziekte, we zagen vaker nierproblemen en gevoeligere longen. Maar denk ook aan een hogere gevoeligheid voor stress en verslavingen. Dezelfde soort resultaten zijn verkregen in vergelijkbare studies in China, Biafra, Ierland en Oekraïne.”

Dit zijn serieuze bevindingen. Wat betekenen dit soort inzichten voor de praktijk?

“Eerst stak ik veel energie in de verspreiding van de kennis door les te geven en boeken te schrijven. Maar ik besefte dat ik voor wezenlijke verandering de kennis moest vertalen naar de praktijk. Dat is onder andere gebeurd met het landelijk programma Kansrijke Start. Ik zocht naar samenwerkingen met bijvoorbeeld doktersassistenten, jeugdartsen en verpleegkundigen. Al pratende kwamen we op hele concrete ideeën voor actie waar ze de volgende dag al mee aan de slag konden gaan. Denk bijvoorbeeld aan het stellen van simpele, maar effectieve vragen in de spreekkamer. Zoals aan ouders met een kinderwens proactief vragen naar hun omstandigheden en leefstijl - bijvoorbeeld of ze roken. Of vragen aan jonge ouders met een klein kindje hoe het nu écht gaat. 

Door honderden professionals op deze manier te spreken, heb je al snel een heel leger aan veranderaars bij elkaar verzameld. Ik ging ook in gesprek met verloskundigen, huisartsen, wethouders. Het was een eyeopener om te merken dat al die mensen zich vanuit een eigen perspectief bezighouden met een kansrijke start. Door de krachten te bundelen kunnen we het verschil maken.” 

De laatste jaren is je focus verlegd naar een kansrijk bestaan voor de toekomstige generaties. Dat zijn de vele mensen die nog geboren moeten worden. Wat bracht je daartoe?

“Door mijn onderzoek ben ik me er heel erg van bewust dat de toekomstige generaties nu al bestaan. Zij zitten in onze buik, net zoals wijzelf eigenlijk al bestonden toen onze moeders in de buik zaten van onze oma’s. Alles wat wij nu doen en laten heeft gevolgen voor onze kinderen, kleinkinderen en hun kinderen. We kunnen problemen doorgeven van generatie op generatie. Maar we kunnen ook proberen om hun kansen te verbeteren. Als we de invloed die we hebben goed inzetten, dan kunnen we de wereld veranderen. Dat kan door veel meer oog te hebben voor de impact van ons handelen op de lange termijn. 

Ik kijk niet alleen meer naar de invloed van het sociale domein op de ontwikkeling van kansen, maar ook naar de fysieke omgeving. Of de toekomstige generaties hun volle potentieel kunnen benutten is namelijk ook afhankelijk van de beschikbaarheid van gezonde voeding, frisse lucht, schoon water en een levendige bodem. Wij mensen, maar ook planten en dieren, kiezen niet in welke omgeving we opgroeien.

“ Een gezonde leefomgeving is beter voor de sociale gelijkheid en draagt bij aan minder hoge maatschappelijke kosten ”

Dus die omgeving moet goed zijn. Dat is niet alleen prettiger leven, maar levert de samenleving als geheel ook veel op. Een gezonde leefomgeving is beter voor de sociale gelijkheid en draagt bij aan minder hoge maatschappelijke kosten. Tachtig procent van de maatschappelijke kosten over verschillende domeinen – zoals gezondheidszorg, politie en justitie en uitkeringen – wordt veroorzaakt door mensen die geen goede start hebben gemaakt. Wie in armoede of onveiligheid opgroeit vindt later moeilijker een baan, slikt meer medicatie, komt vaker in aanraking met politie en justitie. Dit kun je al voorspellen in de eerste vijf jaar van iemands leven.”

Wat voor initiatieven in binnen- en buitenland zijn er zoal om de ontwikkelkansen van de toekomstige generaties beter te borgen? 

“In Wales is het echt gelukt om iets tegenover de politieke cyclus van vier jaar te zetten. De vorige commissaris voor de Toekomstige Generaties, Sophie Howe, is op basis van heel veel gesprekken met mensen tot zeven waarden gekomen die centraal staan bij het maken van beleidskeuzes. Waarden die in The Wales we want centraal staan, zijn bijvoorbeeld duurzaam, gezond, gelijk. Sophie was door de overheid aangesteld en ging in gesprek met beleidsmakers die voor hele concrete keuzes stonden. Moeten we hier wel of geen autoweg aanleggen? Het draagt niet bij aan gelijkheid, want het is alleen bedoeld voor autobezitters. Het draagt evident niet bij aan schone lucht en duurzaamheid. Dat leidde dan dus tot de beslissing dat de weg er niet kwam. In Nederland kun je hetzelfde doen.

De Verenigde Naties hebben in het najaar een Declaration on Future Generations vastgesteld. Nederland speelde echt een voortrekkersrol in de totstandkoming hiervan. Ik was echt verbaasd om hierover bijna niks te lezen in de Nederlandse media. Andere landen kijken juist wel naar ons, omdat we zo’n bepalende rol speelden. Om geloofwaardigheid te behouden, moeten we dus zelf gaan leveren. Op het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gewerkt aan een generatietoets. Ik vind dat het ministerie van Binnenlandse Zaken nu natuurlijk niet kan achterblijven met de ontwikkeling van een toets die checkt wat de impact van nationale wetten en beleid is voor de lange termijn.  

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft een pilot gedaan met de Japanse methode van Future Design. Het is een manier om met een groep mensen in gesprek te gaan over hoe ze de toekomst willen zien. Eerst blik je terug: welke beslissingen in het verleden zijn genomen waarom het nu zo is zoals het is? Dan gaat de blik naar de toekomst toe: stel, je bent iemand in de toekomst – wat moeten we in 2025 doen om die mooie toekomst voor elkaar te krijgen? 

Onderzoek toont aan dat het in Japan heel goed werkt. Er worden meer duurzame beslissingen genomen en er is meer empathie tussen mensen onderling en met de toekomstige generaties. Dit is heel hoopvol. Maar om te weten of dit in Nederland net zo goed werkt, moeten we op eigen bodem wel meer onderzoek doen naar de effectiviteit. De eerste pilots die we daarmee in Amsterdam UMC hebben gedaan laten zien dat mensen zich na een sessie meer verbonden voelen met hun voorouders en nakomelingen, dat ze hoopvoller zijn over de toekomst en meer handelingsperspectief ervaren. Ik denk dat we dat goed kunnen gebruiken om toekomstgericht beleid te maken.“

Wat is er volgens jou nodig om in eigen land meer voor elkaar te krijgen voor de toekomstige generaties? 

“Hoewel er dus best veel initiatieven zijn, valt het op dat niet iedereen goed op de hoogte is van wat er allemaal gaande is. Hoe vormen we samen een verhaal? Hoe krijgen we mensen mee? Ik zie een rol voor mijzelf weggelegd hierin. Mijn werkgever, Amsterdam UMC, heeft mij benoemd tot commissaris voor de Toekomstige Generaties. Daarom ben ik nu zoveel bezig met pleitbezorging. 

Maar we moeten ook zelf wat doen als organisatie. We zijn een grote werkgever met bijna twintigduizend medewerkers. Als ziekenhuis willen we natuurlijk niet alleen goed voor anderen zorgen, maar ook goed voor onze medewerkers zijn. Als collega’s hun werk en persoonlijke zorg goed kunnen organiseren, dan is dat ook goed voor hun kinderen en kleinkinderen. Hoe worden we dus de meest gezinsvriendelijke organisatie van het land? We inventariseren nu welke behoeften er zijn en   experimenteren met de behoeften die naar boven komen, zoals flexibele roosters. 

En ook onderzoekssubsidies willen we zo inzetten dat de toekomstige generaties er wat aan hebben. Bijvoorbeeld bij zwangerschapsbehandelingen kijken we vooral naar de korte termijn, maar we kunnen meer oog hebben voor wat de effecten van behandelingen zijn op latere leeftijd. We buigen ons ook over de vraag hoe we meer kunnen werken aan het voorkomen van problemen voordat ze ontstaan en zo ook voorkomen dat ze worden doorgegeven aan toekomstige generaties.”

En wat is je boodschap aan al die mensen die zich ook willen inzetten voor de toekomstige generaties? Wat kunnen zij doen? 

“Ik ben al heel blij als er meer bewustzijn is over het feit dat de toekomstige generaties niet iets abstracts zijn of ver weg. Alles wat je doet is van invloed op de omgeving waarin mensen worden gevormd, en op jouw kinderen en kleinkinderen, of de kinderen en kleinkinderen van je dierbaren. Wat mij persoonlijk heeft geholpen om te beseffen welke invloed je hebt op je omgeving, is stilstaan bij de vraag hoe je zelf bent gevormd door je ouders en grootouders. Wat is mooi en wil je doorgeven? En wat zijn de dingen die je anders wil doen en niet wil doorgeven? Wat zijn jouw blauwe plekken waartoe je je moet verhouden? 

De wereld die we nu kennen is gebouwd door onze voorouders. Het gaat niet alleen om jou, maar ook om de verantwoordelijkheid die je hebt om het goede te doen. Dat kan weleens verlammen. Neem klimaatverandering, dat is zo groot. Tijdens presentaties aan studenten citeer ik vaak Desmond Tutu (mensenrechtenactivist, red.): ‘Do your little bit of good where you are; it's those little bits of good put together that overwhelm the world.’ 

Ik toon dan een afbeelding van een kindje dat met een stok in het water slaat en zo steeds grotere cirkels maakt. Wie samen golven maakt, heeft een invloed die veel verder reikt dan haar directe omgeving en is tot veel in staat. Eigenlijk net zoals de beslissing van mijn oma om het voor haar eigen kinderen anders te doen, ook invloed op mij heeft gehad.”