Dit is een ingezonden opiniestuk, dat niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks reflecteert.

Planetaire ontwrichting bedreigt het leven zoals we dat kennen. Sterker nog, het bedreigt al het leven op Aarde. Dit is geen overdrijving. De verhitting van de planeet, het verlies van biodiversiteit en het overschrijden van andere planetaire grenzen raken de basis van het leven. De planetaire crisis is niet slechts ‘een’ politiek onderwerp, zoals zorg, onderwijs of armoede dat zijn, hoe belangrijk deze onderwerpen elk ook zijn. Het is hét onderwerp waarvan de toekomst van de planeet en haar bewoners afhangt. Hele ecosystemen storten in, een miljoen soorten planten, dieren en schimmels worden met uitsterven bedreigd en steeds grotere delen van de Aarde worden onleefbaar. 

Hittegolf
Foto: Julie Anne Johnson. CC-BY-2.0

We moeten aan de noodrem trekken. De vraag is hoe we dit op een rechtvaardige manier kunnen doen. Dat is dé grote uitdaging voor elke roodgroene politieke beweging.

De eerste stap naar ecologische rechtvaardigheid is het accepteren van de ernst van de planetaire noodtoestand en de noodzaak om snel te handelen. Vaak worden een rechtvaardige transitie en een snelle transitie tegenover elkaar gezet. Het argument hiervoor is dat hoe sneller de transitie gaat, hoe groter de impact op de maatschappij is, en hoe moeilijker het is deze rechtvaardig vorm te geven. Een andere manier om hiernaar te kijken is dat juist een rechtvaardige transitie vraagt om snel handelen.

Er vallen in het mondiale Zuiden, en steeds vaker ook dichter bij huis, nu al slachtoffers. Hoe meer tijd we nemen voor de transitie, hoe waarschijnlijker de kans dat we zelfs de meest dramatische scenario’s van planetaire ontwrichting niet meer kunnen stoppen. Het koolstofbudget – de hoeveelheid CO2 die we in Nederland kunnen uitstoten om een kans van 67 procent te hebben om de verhitting van de planeet te beperken tot 1,5 graden Celsius – is voor Nederland al in 2030 op. We lopen het risico om nu al kantelpunten in het klimaat en de ecologie te bereiken, als we dit niet al gedaan hebben.

“ Urgentie is een randvoorwaarde voor ecologische rechtvaardigheid ”

Een snelle transitie en een rechtvaardige transitie staan niet tegenover elkaar. Urgentie is een randvoorwaarde voor ecologische rechtvaardigheid. De nadrukkelijke vraag is vervolgens welk beleid je voert om de pijn van de transitie eerlijk te delen, en werkenden een zekere toekomst te bieden.

Kracht van het collectief

Hoewel het conceptbeginselprogramma van de nieuwe roodgroene partij de klimaatcrisis nadrukkelijk benoemt, en een gezonde planeet als een van zijn uitgangspunten heeft, onderkent het de unieke bedreiging van de planetaire crisis en de urgentie die nodig is om haar te bestrijden niet. Het lijkt soms bijna alsof de tekst is geschreven in een andere tijd, toen de planetaire crisis mogelijk nog stapsgewijs, zonder systemische veranderingen, kon worden bestreden.

Dat een beginselprogramma bestaat uit vergezichten is logisch, net als de keuze een gedeeld verhaal te beginnen bij de menselijke waarde solidariteit. Een roodgroene beweging zou deze solidariteit echter moeten inbedden in een verhaal dat radicaal eerlijk is over de planetaire crisis.

De tweede stap in het realiseren van ecologische rechtvaardigheid is een heldere analyse van het probleem. Deze moet de vraag beantwoorden: hoe wordt ecologische onrechtvaardigheid veroorzaakt? Hier is het beginselprogramma wél uitgesproken. Zo staat er dat ”de ongeremde kracht van het kapitalisme leidt tot wereldwijde verwoesting van natuur, ecosystemen en biodiversiteit”. Ook de rol van het kolonialisme in het huidige handelssysteem wordt benoemd, al zou dit meer uitgewerkt mogen worden. Maar onder de streep is het duidelijk: planetaire ontwrichting wordt veroorzaakt door een kapitalistisch systeem gebaseerd op oneindige groei, en het kolonialisme waar deze groei op gegrondvest is.

De laatste stap naar ecologische rechtvaardigheid is het stoppen van de ongeremde kracht van dit systeem. Hiervoor grijpt het beginselprogramma naar de ‘mentaliteit van solidariteit en maatschappelijke vooruitgang' in de naoorlogse jaren: “Het besef dat alleen door samenwerking en gericht overheidsbeleid, een meer gelijkwaardige samenleving gecreëerd kon worden waarin het leven voor alle Nederlanders steeds een stukje beter zou worden.”

“ De nieuwe groenrode partij durft het dogma van economische groei nog niet helemaal los te laten ”

We moeten, zo stelt het conceptbeginselprogramma, terug naar de ‘kracht van het collectief’. In de context van planetaire vernietiging is dat meer dan waar. Het programma doet een eerste aanzet van wat er zou moeten gebeuren. Zo schrijft het over ‘selectieve groei’ – de nieuwe groenrode partij durft het dogma van economische groei blijkbaar nog niet helemaal los te laten – en groene industriepolitiek. Hoe dit eruit zou moeten zien blijft vervolgens echter vaag, terwijl juist hier een enorme kans ligt.

Fossiele industrie in publieke handen

Om klimaatvernietiging te bestrijden moeten we de fossiele industrie zo snel mogelijk sluiten. Omdat de gehele economie en maatschappij zijn gebouwd op de ruime beschikbaarheid van fossiele energie gaat dit per definitie enorm ontwrichtend zijn. De vraag is hoe we deze impact kunnen beperken, en het gebruik van fossiele brandstoffen op een snelle maar gecontroleerde en bovenal rechtvaardige manier kunnen afbouwen en stoppen.

Olie-, gas- en kolenbedrijven doen er alles aan om de transitie zo lang mogelijk tegen te houden, uit te stellen en te vertragen. De overheid zou kunnen proberen deze bedrijven met regelgeving, belastingen, afbouwquota en emissieplafonds bij te sturen, maar de praktijk laat zien hoe kwetsbaar dit beleid is voor de hindertactieken waar de fossiele industrie zo goed in is. Een andere optie, die veel meer recht doet aan de ernst van het probleem, is het in publieke handen brengen van de fossiele industrie, om die vervolgens stap voor stap af te bouwen en te sluiten.

Met de fossiele industrie in handen van de overheid kunnen democratisch gecontroleerde bestuurders vanuit het collectief belang besluiten hoe we het gebruik van fossiele brandstoffen afbouwen. Bovendien kan het in publieke handen brengen van de fossiele industrie en de meest vervuilende bedrijven een belangrijke stap zijn in het democratiseren van de bredere economie. Dit kan als voorbeeld dienen voor het opbouwen van een krachtige publieke sector.

Het democratiseren van de fossiele industrie is een uitgelezen mogelijkheid voor een nieuwe roodgroene beweging om kleur te bekennen in het grote vraagstuk van onze tijd, zo niet de hele menselijke geschiedenis. De weg naar ecologische rechtvaardigheid loopt via het democratiseren van de economie.