Volgens evolutionair biologen Daniel R. Brooks en Salvatore J. Agosta ontbreekt er iets fundamenteels in onze manier van kijken naar duurzaamheid: we denken door te kunnen gaan op de oude weg zonder ingrijpende aanpassingen. In het Antropoceen (het tijdperk waarin menselijke activiteit de dominante kracht op aarde is) leidt business as usual echter tot een eindeloze reeks crisismaatregelen terwijl de problemen sneller op ons afkomen dan we ze aankunnen. Niet duurzaamheid dus maar overleven is onze uitdaging.

Cover van het boek Darwinian Survival Guide van auteurs Daniel R. Brooks en Salvatore J. Agosta.

Vanuit een uitgebreide blik op de menselijke evolutie laten de auteurs zien hoe ons aanpassingsvermogen ons steeds gered heeft, zoals bij soorten die door klimaatverandering nieuwe leefgebieden opzochten of hun voedselpatroon aanpasten maar nu vastzitten in systemen die zichzelf niet bijstellen. Niet de sterkste overleeft, maar de best aangepaste. Soorten die dat nalaten verdwijnen, ook wij.

De biosfeer (het geheel aan ecosystemen op aarde) is een sterk en onvermoeibaar systeem dat al 4,5 miljard jaar overleeft door aanpassing en verandering. Ongeveer 15.000 jaar geleden verliet de mens zijn natuurlijke evolutieroute door een leven te kiezen waarbij we op één plek bleven wonen en constant in conflict raakten met onze omgeving en met elkaar.

In de evolutie is noodzaak de moeder van pragmatisme: je past je aan, vlucht als aanpassen niet lukt of verdwijnt als vluchten onmogelijk is. Daardoor staan controle en evolutie haaks op elkaar. Brooks en Agosta benadrukken dat het vooruitgangsdenken, met zijn nadruk op controle en het streven naar perfectie, niet aansluit bij de evolutionaire realiteit. Deze denkwijze, gekoppeld aan het idee van menselijke superioriteit, heeft bijgedragen aan de problemen waar we nu voor staan.

Het idee dat technologie ons zal redden of dat we ons uit crises zullen innoveren, houdt geen rekening met de grenzen van de biosfeer. Ook de drang om natuur te behouden of te herstellen naar een vroegere toestand gaat voorbij aan de ecologische realiteit. Brooks en Agosta zijn daarom kritisch op het krampachtig beschermen van specifieke diersoorten. Dit negeert vaak dat overleven afhangt van voortdurende aanpassing. Ecosystemen hebben geen oorspronkelijke toestand; ze zijn voortdurend in beweging.

De biosfeer is niet moralistisch maar reageert simpelweg als haar grenzen worden overschreden. Het is precies deze toon die het boek tot een verademing maakt. Zo bezien maakt het onze toekomstscenario’s glashelder: als we willen overleven moeten we de biosfeer in het centrum van al ons handelen plaatsen.

De auteurs presenteren hiervoor vier verfrissend pragmatische regels van bio-ethiek. Allereerst moet schade aan de biosfeer vermeden worden; elke vorm van directe of indirecte schade is uit den boze. De tweede regel luidt dat elk radertje bescherming verdient, omdat het wegvallen van één schakel het hele systeem ontwricht (het voorzorgsbeginsel). Pas als deze twee regels overeind blijven komt de derde in beeld: leef van de rente van de aarde, nooit van het kapitaal, zodat natuurlijke reserves intact blijven. De vierde regel en misschien wel de moeilijkste is dat de mens geen uitzonderingspositie inneemt: het redden van de mens mag niet ten koste gaan van de rest van de biosfeer. De regels bieden een waardevolle evolutionaire blik op duurzaamheid maar de sociale en politieke complexiteit blijven wat onderbelicht.

De hoofdboodschap is hard en hoopvol tegelijk: als we ons niet aanpassen, verdwijnt de mensheid in haar huidige vorm. Maar zoals de feniks uit de as herrijst, kan ook een nieuwe vorm ontstaan. Wie bereid is te veranderen, bouwt aan een toekomst waarin de mens kan blijven bestaan.

Evolutie biedt geen garanties voor overleving maar heeft wel veel potentieel.

Daniel R. Brooks & Salvatore J. Agosta, A Darwinian Survival Guide: Hope for the Twenty-First Century, MIT Press, 2024.