Het lijkt een akkefietje, oud-minister Ronald Plaskerk heeft een patent verkregen door handig gebruik te maken van door de belastingbetaler gefinancierd onderzoek en heeft bij de verkoop van dat patent een slordige dertig miljoen euro geïncasseerd. Maar het past in een trend: hoge medicijnprijzen die het gevolg zijn van monopolies van de grote farmaceutische industrieën (big pharma), die buitensporige winsten boeken met hun patenten die grotendeels gebaseerd zijn op publiek gefinancierde kennis.

De dertig miljoen van Plasterk is klein bier vergeleken met de miljarden die farmaceutische industrieën en hun aandeelhouders hebben opgestreken met de covid-vaccins. En ook hier waren het de via patenten verleende monopolies die deze superwinsten mogelijk maakten. Terwijl de ontwikkeling van deze vaccins tegelijk substantieel gesteund werd met publiek geld – bij het AstraZeneca-vaccin zelfs voor 97 procent.

Poster met de tekst Big Bucks Big Pharma.
Foto: Dan Iggers. CC BY-NC-SA 2.0

De farmaceutische industrie moet aan banden worden gelegd. Een effectieve manier om dit te doen is het afschaffen van patenten op de resultaten van medisch onderzoek naar essentiële geneesmiddelen. In debatten over deze kwestie wordt vaak geponeerd dat medisch onderzoek zonder patenten onmogelijk is. Omdat onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen riskant en duur is, zou een periode van patentbescherming vereist zijn, van meestal twintig jaar. Deze geeft de industrie, ten eerste, de tijd die nodig is voor het testen en de goedkeuring van hun medicijnen. Ten tweede verleent het patent de industrie een exclusief wettelijk recht om goedgekeurde medicijnen te verkopen of om anderen, tegen betaling, een licentie te verlenen om ze te verkopen. De bewering is dat alleen dit patentsysteem de farmaceutische industrie in staat stelt de hoge investeringen die zij doet terug te verdienen. Het doel van dit artikel is deze constant herhaalde bewering te weerleggen.

Zonder big pharma

Er zijn drie belangrijke redenen voor het produceren van medicijnen zonder dat grote multinationale bedrijven en hun patenten daarbij een cruciale rol spelen. Ten eerste is er de brede kritiek op de commercialisering van het medisch onderzoek. Deze studies bieden nauwkeurige analyses van een groot aantal gevallen van wetenschappelijke en morele corruptie. Die corruptie is een direct gevolg van conflicten tussen wetenschappelijke en morele standaarden enerzijds en de economische en financiële belangen en macht van de grote farmaceutische bedrijven anderzijds. In een overzichtsartikel bespreekt James R. Brown de volgende, substantiële problemen: marktfalen bij antibiotica; corruptie in klinisch onderzoek; creatie van pseudo-gezondheidsproblemen; eenzijdige gerichtheid op patenteerbaar onderzoek; het negeren van de rol van lichaamsoefening, voeding en het milieu.

Een tweede argument tegen het verlenen van monopolies aan private bedrijven is de grote hoeveelheid publiek geld die wordt geïnvesteerd in het onderzoeken, ontwikkelen, testen, vervaardigen en op de markt brengen van geneesmiddelen. Het is dus niet zo dat het de farmaceutische bedrijven zijn die alle, of bijna alle, risico’s en kosten van de productie van geneesmiddelen dragen.

Om te beginnen is er een publieke infrastructuur voor medisch onderwijs en onderzoek. Dit is een fase die gewoonlijk over het hoofd wordt gezien in discussies en beleid inzake de prijsstelling van geneesmiddelen, misschien omdat de kosten van het creëren en onderhouden van een dergelijke, adequate infrastructuur lastig te bepalen zijn.

“ De farmaceutische industrie gebruikt publiek gefinancierde kennis ”

Vervolgens is er de concrete uitvoering van medisch onderzoek aan (publieke of non-profit) universiteiten en onderzoeksinstituten. Een aanzienlijk deel van deze publiek gefinancierde kennis wordt door de farmaceutische industrie gebruikt in de opeenvolgende fasen van de geneesmiddelenproductie. Een gebruikelijke regeling is dat publieke medische onderzoekers die een veelbelovend plan hebben voor een potentieel medicijn een contract sluiten met particuliere bedrijven. Een basiselement van dit contract is de aanvraag van een patent dat, indien toegekend, eigendom wordt van de betrokken bedrijven. Recente studies laten zien dat in de afgelopen decennia de publieke bijdragen aan de eerste fasen van het geneesmiddelenonderzoek aanzienlijk zijn toegenomen in vergelijking met de inbreng van private partijen.

Daarna moeten de effectiviteit, veiligheid en mogelijke bijwerkingen van potentieel bruikbare medicijnen getest worden. De schattingen van deze kosten lopen sterk uiteen, deels door een gebrek aan transparantie aan de kant van de farmaceutische bedrijven. Wat wel duidelijk is, is dat die bedrijven deze kosten proberen te minimaliseren, enerzijds met behulp van een aantal wetenschappelijk en moreel onaanvaardbare methoden; anderzijds door middel van hun strategie om risico’s en kosten af te wentelen op de publieke sector.

Dan zijn er de regelgevende overheidsorganisaties zoals de Food and Drug Administration in de Verenigde Staten en de European Medicines Agency in de Europese Unie. Hun taak is het goedkeuren van de geteste geneesmiddelen voordat deze geregistreerd kunnen worden voor algemeen gebruik. Deze publieke organisaties vormen een noodzakelijk onderdeel van een passend systeem voor het gebruik van medicijnen, dat ook de farmaceutische industrie ten goede komt.

Ten slotte profiteert de farmaceutische industrie bij de vervaardiging, marketing en verkoop van goedgekeurde medicijnen van een publieke infrastructuur die zorgdraagt voor de opleiding en bijscholing van artsen, apothekers en het bijbehorende personeel. Een belangrijk punt hierbij is dat producenten van geneesmiddelen veel sterker afhankelijk zijn van een dergelijke infrastructuur dan de meeste andere fabrikanten, bijvoorbeeld van zeep of chocolade.

Geen commerciële monopolies

Een derde reden om de grote farmaceutische industrieën en hun aandeelhouders te omzeilen zijn de vaak buitensporige winsten van deze bedrijven (daarover later meer). Een belangrijke oorzaak van deze excessen ligt in de sterke commerciële monopolies die via patenten aan de farmaceutische industrie worden toegekend. Deze monopolies verzwakken de positie van regeringen en overheidsinstanties in hun onderhandelingen over de vergoedingen die de farmaceutische bedrijven krijgen voor de medicijnen die ze leveren. 

De problematische impact van dit monopolistische productiesysteem wordt versterkt door het oneigenlijk gebruik van patenten. De wettelijke basis voor de toekenning van een patent is een uitvinding die nieuw, niet triviaal en nuttig dient te zijn. Maar de praktijk bevat talloze voorbeelden van patenten die het commerciële monopolie sterk uitbreiden naar mogelijke toekomstige uitvindingen (die de patenthouder niet daadwerkelijk gedaan heeft). Daarnaast passen farmaceutische bedrijven dubieuze trucjes toe om hun monopolies na de gebruikelijke termijn van twintig jaar alsnog te handhaven.

“ Het is hoog tijd voor een verbod op patenten op geneesmiddelen ”

Op allerlei manieren (maar zonder de cruciale rol van patenten ter discussie te stellen) hebben overheden over de hele wereld geprobeerd de groei van de kosten van medicijnen terug te dringen. Desondanks zijn deze kosten blijven stijgen tot bedragen die zelfs in de rijkere landen steeds moeilijker op te brengen zijn. Dat substantiële verandering van het patentsysteem mogelijk is, blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van het Hooggerechtshof van de VS uit 2013 dat geïsoleerde menselijke genen niet meer gepatenteerd mogen worden. Het is hoog tijd voor een vergelijkbaar verbod op patenten op geneesmiddelen.

Wat we gaan besparen

De voortdurende stijging van de prijs van onze geneesmiddelen stelt ons voor de cruciale vraag wat we kunnen besparen met een systeem zonder big pharma en haar patenten. In een uitgebreide studie laten Toon van der Gronde, Carien Uyl-de Groot en Toine Pieters zien dat veel medicijnen duur of zelfs extreem duur zijn. Ze signaleren ook dat farmaceutische bedrijven meer geld uitgeven aan marketing dan aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) van geneesmiddelen. En ze tonen aan dat deze bedrijven buitensporige winsten maken: “Gemiddeld hebben de tien grootste farmaceutische bedrijven een winstmarge van 20% […]; de farmaceutische bedrijven die genoteerd staan in de S&P1500 index hebben een netto winstmarge van 16%, tegen 7% voor alle andere bedrijven in deze index.”

Ook andere wetenschappelijke studies onderschrijven deze conclusies. De hoge prijzen van geneesmiddelen kunnen niet verklaard en gerechtvaardigd worden op grond van de gemaakte R&D-kosten. Bovendien zijn de buitensporige winsten onverdedigbaar in een context van vergrijzende samenlevingen en voortdurend stijgende zorgkosten.

“ Een patentvrije wereld kan leiden tot een besparing van ruim 85 procent op de publieke kosten voor geneesmiddelen ”

Dean Baker heeft een belangrijke volgende stap gezet door, voor de VS, de omvang van de publieke besparingen te berekenen in een wereld zonder patenten op geneesmiddelen. Zijn conclusie is dat een patentvrije wereld kan leiden tot een besparing van ruim 85 procent op de publieke kosten voor geneesmiddelen. Uiteraard zijn er ook in een alternatief systeem kosten voor het uitvoeren van de R&D die noodzakelijk is voor daadwerkelijke innovatie. De beweringen over de omvang van deze R&D-uitgaven lopen sterk uiteen. Deze uitgaven maken dan ook geen deel uit van de drie grote kostenbesparende beleidsmaatregelen waarop ons voorstel is gebaseerd.

Een voorbeeld om dit alles wat concreter te maken. In 2021 boekte Pfizer een winst van 21,9 miljard dollar. Stel dat we deze winst terugbrengen naar 7 miljard dollar, dus een reductie analoog aan een verlaging van de bovengenoemde excessieve winsten van ruim 20 procent naar de gemiddelde winstmarges van 7 procent. Dit levert al een publieke besparing op van 14,9 miljard dollar. Daarnaast biedt een systeem zonder patenten nog twee andere, substantiële besparingen. In de eerste plaats vanwege het wegvallen van de kosten en honoraria van Pfizers patentpraktijken. In de tweede plaats omdat er geen (of veel minder) geld wordt uitgegeven aan grootschalige reclame- en lobbyactiviteiten.

Een realiseerbaar alternatief

Een gedachte-experiment. Om geneesmiddelen voor nieuwe ziektebeelden te ontwikkelen is onderzoek vereist. Daarvoor hebben we de huidige farmaceutische industrieën op zich niet nodig. Dat onderzoek kan verricht worden op universiteiten of door andere onafhankelijke onderzoeksinstituten, zoals nu al veel gebeurt.

Voor de financiering van dit onderzoek richten we publieke Onderzoeksfondsen op. Onafhankelijke commissies binnen die fondsen, bestaande uit mensen uit de medische wereld en de samenleving, beslissen hoe die onderzoeksgelden aangewend moeten worden. De commissies schrijven tenders uit voor het uitvoeren van onderzoek. Daar kunnen zowel universitaire als commerciële laboratoria op inschrijven. De resultaten van hun onderzoek mogen niet gepatenteerd worden en blijven in het publieke domein.

“ Universitaire onderzoekers hoeven hun ziel en zaligheid niet meer te verkopen aan big pharma ”

Een belangrijk verschil met de huidige situatie is dat universitaire onderzoeksgroepen, om hun ontdekkingen verder te ontwikkelen en te testen, hun ziel en zaligheid niet meer hoeven te verkopen aan big pharma. De verkregen medische en farmaceutische kennis brengen we onder in een commons: een gemeenschappelijk beheerde en beschermde ruimte voor publieke goederen. Zo’n commons geeft ons de mogelijkheid te bepalen hoe, door wie en onder welke voorwaarden die kennis gebruikt mag worden. Die voorwaarden gelden voor bedrijven die, met deze kennis op zak, pillen, poeders, drankjes, vaccins en dergelijke gaan fabriceren. Dat kunnen zowel private als (semi)publieke bedrijven zijn.

Natuurlijk moet, voor Europa, de European Medicines Agency de kwaliteit van het geproduceerde goedkeuren. Even vanzelfsprekend is dat de producerende bedrijven de gefabriceerde medicijnen tegen kostprijs – met een bescheiden winst – aan de apotheek leveren. Daarbij dienen de berekeningen van die kostprijs volkomen transparant te zijn. Een dergelijk prijsplafond is terecht, omdat deze bedrijven substantieel profiteren van publiek gegenereerde en gefinancierde kennis.

Maar hoe gaan die Onderzoeksfondsen met substantiële bedragen gevuld worden? Ons voorstel is het invoeren van een onderzoeksheffing, een klein bedrag bovenop de vastgestelde prijs van het medicijn bij de apotheek. Daarmee financieren we, als samenleving, zelf het door ons gewenste onderzoek. De hoogte van deze heffing wordt jaarlijks vastgesteld op basis van prospectief economisch onderzoek.

Een taak voor de politiek

Om onderzoek te doen naar medicijnen voor nieuwe ziektebeelden moet uiteraard ook gebruikgemaakt kunnen worden van in de samenleving al voorradige kennis. Het probleem dat hier opduikt is dat het gebruik van een deel van die kennis nu gepatenteerd is. Het beste is om, waar nodig, dit nu nog gepatenteerde deel via verplichte licenties beschikbaar te maken. Deze procedure is (vooral in Europese landen) herhaaldelijk gebruikt in reactie op maatschappelijke kritiek op het patenteren van biomedische resultaten. Daarbij maken deze landen gebruik van de al bestaande wetten die het mogelijk maken in te grijpen wanneer patenthouders ingaan tegen het algemeen belang.

Ons voorstel kan van start gaan als op zijn minst een aantal landen meedoet. Dat verlaagt bovendien de onderzoeksheffing, omdat deze landen gaan profiteren van elkaars vrij toegankelijke onderzoeksresultaten. Realisering van het voorstel zal zendingswerk en overredingskracht vergen, waaraan ook de Nederlandse politiek een bijdrage kan leveren. Zo zullen de grote farmaceutische industrieën in Frankrijk, Duitsland en Zwitserland vermoedelijk proberen het afschaffen van patenten op geneesmiddelen via lobbyen en steekpenningen te saboteren. Maar ze hebben geen enkele formele zeggenschap over een dergelijke beleidswijziging.

Wat nodig is om dit plan te laten slagen, is een politieke visie en de wil om de geprivatiseerde superwinsten op medicijnen af te schaffen ten bate van het algemeen belang. De groeiende wetenschappelijke en publieke kritiek op het monopolistische misbruik door big pharma biedt kansen op een dergelijke verandering. Zie bijvoorbeeld de activiteiten van de coalitie Public Pharma for Europe, een grote groep internationale organisaties op het terrein van de geneesmiddelenzorg.

Gelukkig zijn de patentsystemen van verschillende landen of regio’s niet identiek en niet wereldwijd geldig. Dit impliceert dat patenten die geldig zijn in de VS niet automatisch van kracht zijn in Canada, Europa, India of China. Het tegenargument dat we eerst moeten wachten op een wereldwijde consensus over de benodigde veranderingen gaat niet op. Als bijvoorbeeld Canada, India of de Europese landen medische patenten afschaffen, zullen in deze landen Amerikaanse patenten niet meer geldig zijn en zullen redelijk geprijsde generieke kopieën van de dure Amerikaanse medicijnen hier beschikbaar zijn.

Uiteraard zijn verder onderzoek en debat nodig, en voldoende politieke wil. Maar laten we zorgen dat dit debat zo snel mogelijk van de grond komt. We moeten af van de fatalistische houding dat big pharma en de enorme winsten die zij maakt er nu eenmaal zijn en dat we ons daar maar bij neer moeten leggen.

Een uitgebreide versie van dit artikel is verschenen in S&D, 2024, nr. 6. Die versie geeft ook de literatuur waarop het stuk gebaseerd is.