Dertig jaar geleden verschenen Estland, Letland en Litouwen na decennia van Sovjetoverheersing weer op het wereldtoneel. De herwonnen onafhankelijkheid deed de hoop op democratie, welvaart en veiligheid als lid van de bredere Europese familie ontvlammen. Vandaag zijn deze verwachtingen in veel opzichten uitgekomen: de Baltische staten zijn lid van de Europese Unie en de NAVO; ze laten zich voorstaan op moderne industrieën en digitale innovaties. Maar onder de oppervlakte borrelt een complexere realiteit: decennia van neoliberale hervormingen (snelle privatisering, deregulering en bezuinigingen) hebben geleid tot grote ongelijkheid, grootschalige emigratie en wantrouwen tegenover politieke instellingen.

Solidariteit met Oekraïne in Tallinn, Estland: de Oekraïense vlag naast de Estse vlag op een groot gebouw
Solidariteit met Oekraïne in Tallinn, de hoofdstad van Estland. Foto: Richard Wouters, 2025. CC0

Nu Rusland erop uit lijkt om grenzen te hertekenen en een hybride oorlog voert, geven de Baltische staten begrijpelijkerwijs voorrang aan defensie. Ze investeren fors in legers, grenscontroles en paraatheidsoefeningen. Maar als delen van de bevolking zich buitengesloten of achtergesteld voelen, kunnen tanks en straaljagers dan veiligheid garanderen?

Sommige experts stellen dat echte veerkracht een andere vorm van paraatheid vereist, waarbij defensie in evenwicht wordt gebracht met sociale cohesie en collectief welzijn. Deze bredere visie, vaak omschreven als 'alomvattende veiligheid', vraagt om robuuste socialezekerheidsstelsels, betrokken burgerschap en een economie die ten dienste staat van velen, niet slechts van enkelen.

De neoliberale erfenis 

Toen de Sovjet-Unie uiteenviel, werden de Baltische staten proeftuinen voor shocktherapie: snelle ontmanteling van staatsmonopolies en ingrijpende liberalisering van de handel. Van de ene op de andere dag werden industrieën die voorheen door de Sovjetplanning werden ondersteund, geconfronteerd met internationale concurrentie. Buitenlandse investeerders kochten de net geprivatiseerde activa tegen spotprijzen op. Ondertussen ontstond er een lokale elite, vaak met goede connecties in politieke kringen, die een controlerend belang verwierf in belangrijke sectoren.

Voor buitenstaanders heeft de transformatie er misschien schitterend uitgezien: glanzende nieuwe kantoortorens in Tallinn, Riga en Vilnius, met drukke winkelstraten waar westerse merken lonken naar de voorbijgangers. Estland staat bekend om zijn digitale bestuur en heeft een reputatie opgebouwd met e-oplossingen voor alles, van belastingaangifte tot online stemmen. Maar deze succesverhalen overschaduwen vaak diepere breuken. In kleine steden sloten fabrieken hun deuren, waardoor arbeiders werkloos werden en gemeenschappen worstelden om een nieuwe toekomst te vinden. Oudere volwassenen met een bescheiden pensioen zagen de kosten van levensonderhoud stijgen, terwijl jonge professionals overwogen om naar West-Europa te vertrekken voor een hoger salaris.

“ Veel gezinnen voelden zich achtergelaten in een wereld met onzekere vooruitzichten op werk en een dun sociaal vangnet ”

Deze abrupte overgang werd vaak geprezen als de noodzakelijke prijs voor het inhalen van de achterstand op het Westen. Toch voelde het voor veel gezinnen alsof ze waren achtergelaten in een wereld met onzekere vooruitzichten op werk en een dun sociaal vangnet. De logica van die tijd was eenvoudig maar hard: door regelgeving te versoepelen en vrije markten te stimuleren, zouden de Baltische staten buitenlands kapitaal aantrekken en soepel integreren in de wereldeconomie.

In de daaropvolgende twee decennia nam de ongelijkheid in de regio toe. In 2010 steeg de Gini-coëfficiënt (een maatstaf voor inkomensongelijkheid waarbij nul staat voor perfecte gelijkheid en 100 voor extreme ongelijkheid) van Letland tot 35,2, de hoogste in de EU, waar het gemiddelde net onder de 30 ligt. De score van Litouwen van 32,9 wees op een vergelijkbare ontmoedigende welvaartskloof. Tegelijkertijd kampte een alarmerende 38 procent van de Letten en 33 procent van de Litouwers met armoede of sociale uitsluiting – ver boven het EU-gemiddelde van 23 procent. Terwijl sommige ondernemers succesvol waren, vooral in de sectoren technologie en financiële dienstverlening, hadden anderen moeite om bij te blijven.

De inkomensverschillen werden zichtbaarder: nieuw gebouwde flatgebouwen of huizen in de buitenwijken naast overblijfselen van oudere Sovjet-wooncomplexen die aan renovatie toe waren. Gezondheidszorg en onderwijs, die vroeger grotendeels door de staat werden verstrekt, konden niet altijd het hoofd bieden aan veranderende financieringsmodellen, waardoor voor sommige plattelandsbewoners de dienstverlening verslechterde.

Tegelijkertijd versnelde de uittocht van jongeren en geschoolde werknemers (vaak aangeduid als brain drain). Neem het verhaal van Kristina, een verpleegster op het platteland van Litouwen, die zag hoe het budget van haar ziekenhuis jaar na jaar werd gekort. Geconfronteerd met magere lonen en slinkende medische voorraden, sloot ze zich uiteindelijk aan bij een golf van emigranten op weg naar Ierland. Dergelijke individuele keuzes, vermenigvuldigd over de hele regio, leidden tot demografische achteruitgang en een gevoel van verlies voor degenen die achterbleven. In bepaalde dorpen werden scholen gesloten en hadden lokale bedrijven moeite om betrouwbaar personeel te vinden.

Een ander prominent slachtoffer van deze toenemende ongelijkheid was het vertrouwen van de bevolking. Aanvankelijk bracht de onafhankelijkheid euforie teweeg. Concurrerende politieke partijen, open verkiezingen en aansluiting bij westerse allianties luidden een nieuw tijdperk in. Maar toen corruptieschandalen aan het licht kwamen en de ongelijkheid bleef bestaan, sloeg het cynisme toe. De opkomst bij verkiezingen daalde, terwijl populistische partijen opkwamen met vurige retoriek tegen de heersende elites. Terwijl de opkomst in Letland vroeger extreem hoog was (89,9 procent in 1993), is deze bij recente verkiezingen gedaald tot 54,6 procent. In Litouwen daalde de opkomst van 58,2 procent in 2000 naar 47,8 procent in 2020.

Deze neerwaartse trend wijst op een toenemende maatschappelijke onverschilligheid en maakt de weg vrij voor populistische partijen, zoals EKRE in Estland, dat in 2019 17,8 procent van de stemmen behaalde, en KPV LV in Letland, dat vanuit het niets opkwam en in 2018 14,25 procent van de stemmen behaalde. Deze 'democratische vermoeidheid' weerspiegelde een diepere teleurstelling: de vrijheden die in 1991 waren verworven, waren fundamenteel, maar dat gold ook voor de realiteit van onzekere banen, stagnerende lonen en minimale steun voor degenen die in de marge waren achtergebleven.

Ondermijning van de cohesie 

Voor veel mensen roept 'veiligheid' beelden op van grenswachten, bondgenootschappen of raketafweersystemen. In de Baltische staten, met Rusland als buurland, zijn dergelijke beelden nauwelijks abstract. Maar veiligheid hangt ook af van sociale cohesie, de onzichtbare banden die ervoor zorgen dat mensen bereid zijn om samen te werken, instellingen te vertrouwen en zich in te zetten voor het algemeen belang. Als grote delen van de bevolking zich buitengesloten of niet gehoord voelen, wordt de sociale cohesie kwetsbaar. Deze kwetsbaarheid kan zich uiten in een verminderde maatschappelijke betrokkenheid of een grotere vatbaarheid voor desinformatiecampagnes die misbruik maken van bestaande grieven.

Grote ongelijkheid versterkt deze problemen. Wanneer de kloof tussen winnaars en verliezers groeit, vragen mensen zich af of het systeem wel écht voor hen werkt. In Estland, Letland en Litouwen kunnen deze vermoedens diep geworteld zijn: sluizen politici middelen naar defensiecontracten die slechts een klein deel van de economie ten goede komen, terwijl sociale programma's verstoken blijven van financiering? Beschermt een sterk leger de elite, terwijl het weinig doet om het dagelijks leven van mensen te verbeteren? Deze twijfels kunnen de eenheid aantasten die nodig is om effectief te reageren op externe bedreigingen.

“ Publiek vertrouwen is cruciaal in noodsituaties ”

De ontgoocheling van burgers over de politiek heeft een grote invloed op de nationale veiligheid. Als je denkt dat je regering corrupt of incompetent is, ben je minder geneigd om haar initiatieven te steunen, of het nu gaat om belastingverhogingen om het leger te financieren of om maatregelen om buitenlandse propaganda tegen te gaan. Publiek vertrouwen is cruciaal in noodsituaties: het bepaalt of mensen zich houden aan de richtlijnen voor civiele bescherming of zich vrijwillig inzetten tijdens crises. Een bevolking die diep sceptisch staat tegenover leiders, kan aarzelen om collectief in actie te komen, waardoor een kwetsbaarheid ontstaat die tegenstanders kunnen uitbuiten.

De Russischsprekende minderheid in Letland heeft zich bijvoorbeeld soms gemarginaliseerd gevoeld door het taalbeleid dat voorrang geeft aan het Lets in scholen en overheidsinstellingen. Hoewel de overkoepelende bedoelingen achter dit beleid complex zijn en voortkomen uit een verlangen om de nationale identiteit te versterken, kan dit bij sommige burgers tot onvrede leiden. Die kan op haar beurt worden versterkt door buitenlandse media die erop uit zijn om onvrede aan te wakkeren, waardoor het gevoel van nationale eenheid verder wordt uitgehold.

Emigratie, een ander gevolg van ongelijkheid en gebrek aan kansen, ondermijnt de sociale cohesie nog verder. Gezinnen raken verspreid over landen; grootouders raken vervreemd van hun kleinkinderen; dorpen verliezen hun levendigheid als lokale winkels hun deuren sluiten. Deze langzame erosie van menselijk kapitaal ondermijnt de veerkracht van een land. Want wie vormen de volgende generatie artsen, leraren of vrijwilligers bij de civiele bescherming als een aanzienlijk deel van het talent naar Londen, Oslo of Dublin vertrekt?

In combinatie met de lage geboortecijfers in de regio is de daaruit voortvloeiende demografische kwetsbaarheid meer dan een klein probleem; het is een fundamentele uitdaging voor het nationale voortbestaan.

De annexatie van de Krim door Rusland in 2014 en de grootschalige invasie van Oekraïne in 2022 hebben duidelijk gemaakt dat agressie vele vormen kan aannemen: cyberaanvallen, gerichte propaganda en het strategisch aanwakkeren van etnische en sociale spanningen. Door voortdurend beelden van lege Baltische dorpen en vergrijzende bevolkingen uit te zenden, stellen de Russische media de Baltische landen regelmatig voor als economische mislukkingen om hun prowesterse oriëntatie te ondermijnen.

In Latgale bijvoorbeeld, de armste regio van Letland die grotendeels uit landelijk gebied bestaat, historisch onderontwikkeld is en voornamelijk bevolkt wordt door etnische Russen, richt de propaganda van het Kremlin zich op werkloosheid, lage inkomens en het gevoel door de centrale overheid te worden verwaarloosd. Moskou heeft het wantrouwen tussen de gemeenschappen vergroot, waardoor etnische Letten wantrouwig staan tegenover de Russische minderheid in Latgale, terwijl sommige etnische Russen zich steeds meer vervreemd voelen en sympathie krijgen voor de lijn van het Kremlin.

Een soortgelijk verhaal speelde zich in 2023 af in Ida-Virumaa, een industriële regio in het noordoosten van Estland, waar een derde van de kiezers tijdens de parlementsverkiezingen kandidaten steunde die een pro-Kremlin-standpunt over de oorlog innamen. In dit geval mislukten de pogingen van de regering om deze economisch ontevreden gemeenschappen voor zich te winnen, omdat sommigen in de regio geloofden dat een terugkeer naar Rusland een soort welvaart zou brengen die hun tot dan toe was ontzegd.

Deze voorbeelden illustreren dat als een bevolking al verdeeld is door economische ongelijkheid of taalverschillen, het voor vijandige krachten gemakkelijker wordt om hiervan te profiteren. Daarom is het herstellen van sociale breuklijnen net zo belangrijk als het investeren in cyberbeveiliging en inlichtingen.

Begrotingsdilemma's 

Gezien hun geografische ligging en geschiedenis hebben de Baltische staten alle reden om waakzaam te zijn. De toetreding tot de NAVO in 2004 was een keerpunt, waardoor het land verankerd werd in een collectief defensiekader. Gezien de onvoorspelbaarheid van Rusland hebben Estland, Letland en Litouwen hun defensiebudgetten verhoogd, met als doel om in de komende jaren 5 procent van het bbp of meer te bereiken. De gevechtsgroepen van de NAVO Enhanced Forward Presence die in de regio zijn gestationeerd, bieden extra bescherming.

Sinds de toetreding tot het trans-Atlantische militaire bondgenootschap zijn de modernisering van legers en de opleiding van lokale strijdkrachten voor snelle mobilisatie belangrijke beleidsdoelen geworden in de Baltische landen. Estland heeft zich ontwikkeld tot een pionier in cyberdefensie – een logisch verlengstuk van zijn digitale samenleving. Litouwen heeft in 2015 de dienstplicht opnieuw ingevoerd, terwijl Letland heeft onderzocht hoe het zijn reservetroepen het beste kan uitbreiden. 

Op papier verbeteren deze maatregelen de paraatheid en ontmoedigen ze agressie. Maar de vraag is of ze leiden tot verdringing van essentiële investeringen in sociale programma's, die de cohesie zouden kunnen versterken die zo onontbeerlijk is in tijden van crisis.

Het vinden van een evenwicht tussen defensie-uitgaven en sociale uitgaven is wereldwijd een klassieke beleidsuitdaging, maar deze lijkt vooral acuut in kleine landen die met grote veiligheidsproblemen worden geconfronteerd. Als de budgetten beperkt zijn, gaat elke euro die aan tanks of drones wordt besteed, ten koste van de verbetering van de gezondheidszorg, het dichten van onderwijskloven of de financiering van sociale huisvesting. Critici stellen dat het prioriteren van militair materieel op korte termijn strategische voordelen kan opleveren, maar op lange termijn de sociale problemen zal verergeren.

Een geavanceerd raketsysteem kan bijvoorbeeld externe vijanden afschrikken, maar het helpt een moeder op het platteland die worstelt met stijgende kosten of een werkloze arbeider uit een gesloten fabriek uit het Sovjettijdperk helemaal niet. Na verloop van tijd kan toenemende sociale onvrede de legitimiteit van de regering ondermijnen, waardoor de algehele weerbaarheid afneemt. Het is een klassieke paradox: een samenleving die militair voorbereid is maar sociaal kwetsbaar, kan vatbaar zijn voor interne destabilisatie of externe manipulatie.

“ Een integraal veiligheidsmodel verweeft defensie, sociale voorzieningen en burgerparticipatie ”

Zich bewust van deze spanningen pleiten sommige beleidsmakers en maatschappelijke organisaties in de Baltische staten voor een integraal veiligheidsmodel. Deze aanpak verweeft defensie, sociale voorzieningen en burgerparticipatie binnen één samenhangend kader. Het idee is om robuuste samenlevingen op te bouwen die moeilijker te destabiliseren zijn, zowel door openlijke invasies als door subtielere hybride dreigingen. Maatschappelijke voorzieningen als een kwestie van defensie beschouwen betekent het uitbreiden van betaalbare gezondheidszorg, pensioenen en sociale programma's om emigratie tegen te gaan en de loyaliteit aan het land te versterken. Het toont ook aan dat de regering burgers niet alleen als potentiële soldaten waardeert, maar ook als de ruggengraat van de samenleving.

Ook burgerschapsonderwijs en vrijwilligerswerk kunnen de nationale veerkracht vergroten. De Estse Defensieliga en de Letse Nationale Garde fungeren als reservetroepen en als knooppunten voor maatschappelijke betrokkenheid. Wanneer mensen zich bekwamen in overlevingsvaardigheden, medische eerste hulp of zelfs digitale geletterdheid, worden ze mondige deelnemers aan de landsverdediging in plaats van passieve toeschouwers.

Een integrale verdediging houdt ook in dat etnische en taalkundige verschillen worden overbrugd. Beleid dat culturele inclusie bevordert, bijvoorbeeld door taalondersteuning te bieden zonder minderheidstalen te stigmatiseren, kan de nationale eenheid versterken. Een samenleving die diversiteit respecteert, is minder vatbaar voor interne fragmentatie.

Ten slotte moeten ecologische en economische veerkracht centraal staan in discussies over veiligheid. Naarmate de klimaatverandering versnelt, kan de Baltische regio te maken krijgen met ecologische verstoringen (overstromingen, weersextremen, druk op hulpbronnen) die een zware druk leggen op de publieke diensten. Investeren in duurzame infrastructuur en het diversifiëren van lokale economieën kan de afhankelijkheid van externe hulpbronnen verminderen en de veerkracht tegen natuurlijke en geopolitieke bedreigingen versterken.

De voordelen van een brede visie reiken verder dan de Baltische staten. Binnen de Europese Unie hebben discussies over 'strategische autonomie' en collectieve defensie aan belang gewonnen, vooral sinds de invasie van Oekraïne in 2022. Terwijl de EU debatteert over de beste manier om stabiliteit aan haar oostflank te waarborgen, leert de ervaring in de Baltische staten dat veerkracht vele facetten heeft. Het gaat om sociale investeringen, het overbruggen van identiteitskloven en het creëren van een gevoel van gemeenschappelijkheid, naast militaire versterking.

Veerkracht opnieuw definiëren

In veel opzichten staan de Baltische staten op een kruispunt. Al tientallen jaren worden ze geprezen als post-Sovjet-succesverhalen: digitaal onderlegd, economisch flexibel en stevig verankerd in westerse allianties. Het volgende hoofdstuk van hun verhaal vereist echter meer dan business as usual. De keuze is of we verdergaan op de conventionele weg die alleen bbp-groei en militaire kracht beloont, of dat we een meer gedurfd model van nationale veerkracht omarmen dat militaire paraatheid combineert met sociale gelijkheid, ecologische duurzaamheid en maatschappelijk vertrouwen. De logica van integrale veiligheid wijst al in deze richting en benadrukt dat welzijn, cohesie en ecologische vooruitziendheid moeten worden geïntegreerd in de nationale benadering van defensie. Voortbouwend op die basis zouden de Baltische staten een stap verder kunnen gaan en opnieuw kunnen definiëren wat nationaal succes in de 21e eeuw betekent.

Aan de Europese horizon tekent zich een alternatief economisch paradigma af, dat vooruitgang meet op basis van meer dan alleen het bbp. Dit post-bbp-perspectief was ooit een marginaal idee, maar heeft aan populariteit gewonnen nu economen en beleidsmakers erkennen dat traditionele groeimaatstaven voorbijgaan aan sociaal welzijn en stabiliteit op lange termijn. In de hele EU groeit het besef dat de ware kracht van een land onlosmakelijk verbonden is met de gezondheid van zijn samenleving en milieu. Dit sluit aan bij bredere Europese debatten, van discussies over 'strategische autonomie' in de nasleep van de Russische invasie van Oekraïne tot oproepen tot nieuwe welzijnsgerichte indicatoren. Deze suggereren allemaal dat soevereiniteit en veiligheid in het moderne Europa op meer moeten berusten dan alleen tanks, verdragen en bbp-cijfers.

“ Estland, Letland en Litouwen kunnen zich positioneren als pioniers van een ontwikkelingsmodel dat verder kijkt dan het bbp ”

Door evenveel te investeren in hun bevolking en hun planeet als in hun strijdkrachten, kunnen Estland, Letland en Litouwen zich positioneren als pioniers van dit ontwikkelingsmodel dat verder kijkt dan het bbp. Sommige landen zijn al begonnen met het experimenteren met welzijnsindexen en duurzaamheidsmaatstaven als aanvulling op of alternatief voor het bbp. Als de Baltische staten zich bij deze trend aansluiten en het voortouw nemen, kunnen ze een weg banen voor de integratie van brede welvaart in het Europese veiligheidsinstrumentarium.

Dit zou betekenen dat het verhaal van de Baltische staten verandert van een succesvolle integratie in westerse structuren naar innovatief leiderschap bij het herontwerpen van die structuren. Hun ervaring met snelle hervormingen en digitale innovatie heeft aangetoond dat kleine staten flexibele voorlopers van verandering kunnen zijn. Diezelfde flexibiliteit zou kunnen worden toegepast om een nieuw veiligheidsparadigma te smeden dat economische groei ten koste van alles afwijst en in plaats daarvan een evenwicht zoekt tussen militaire waakzaamheid, sociale rechtvaardigheid en duurzame ontwikkeling. In de praktijk zou dit de Baltische staten tot een levend laboratorium maken voor hoe een samenleving echt veerkrachtig kan worden gemaakt; een regio waar een robuuste defensie en economische vitaliteit niet ten koste gaan van gelijkheid of het milieu, maar deze elkaar juist versterken.

Een dergelijk model zou een ingrijpende mentaliteitsverandering betekenen: van het beschouwen van veiligheid en welvaart als soms concurrerende prioriteiten (‘guns or butter’) naar het besef dat een natie het veiligst is wanneer wapens en boter worden verweven tot één enkel, duurzaam schild. Als zij deze koers durven varen, kunnen de Baltische staten meer worden dan post-Sovjet-succesverhalen en zich ontpoppen tot Europese leiders die pionieren met een 21e-eeuws model van soevereiniteit en veiligheid, dat berust op inclusieve, duurzame en op vertrouwen gebaseerde veerkracht.

Dit artikel is eerder verschenen in de Green European Journal.

logo Green European Foundation

Het project New Idealism for a Disrupted Europe van de Green European Foundation onderzoekt wat we kunnen leren van Midden- en Oost-Europa als het gaat om het verdedigen van waarden als democratie, mensenrechten en de internationale rechtsorde. Dit project wordt uitgevoerd door Wetenschappelijk Bureau GroenLinks (NL), VONA (BE), Association for International Affairs (CZ) en Degrowth Estonia. Het wordt mogelijk gemaakt door de financiële steun van het Europees Parlement aan de Green European Foundation.

Wil je op de hoogte blijven van het project, schrijf je dan in voor de nieuwsbrief van de Green European Foundation. 📬

Reactie toevoegen