Een kwart eeuw later meent Annemieke Roobeek (Nyenrode Universiteit) dat het begrip ‘kapitalisme’ er steeds minder toe doet. In onze tijd richten westerse ondernemers zich op people, planet én profit. En ontwikkelende landen slaan met moderne technologie de vuile fase van olie-gebaseerde industrialisering over, die de nu rijke landen hebben doorgemaakt. Althans, dat is de hypothese.
ICT is inderdaad een belangrijk smeermiddel voor de graduele verzoening tussen milieu en economie. Datagedreven diensten en smart technology zorgen voor steeds grote eco-efficiëntie. Zo kan er economische grootschaligheid bestaan, maar toch maatwerk worden geleverd – méér doen met minder, heet dat. Maar het kan niet anders of er vormt zich een nieuwe groene kritiek, die samenvalt met het aantreden van deze ‘Vierde Industriële Revolutie’.
Tegenover hen die de slimme infrastructuur bezitten, staan namelijk zij die deze structuren enkel mogen gebruiken. Het individu wordt daarbij steeds meer in de rol van consument gedrukt. De typisch circulaire maxime ‘van bezit naar gebruik’ geldt voor de burger, maar niet voor de aanbieders van de producten.
In hetzelfde nummer als Roobeek biedt Dirk Holemans daartoe een alternatief: kleinschalige hightechfabricatie in een slow economy. De nieuwe businessmodellen moeten niet alleen duurzaam zijn, maar ook open source en veerkrachtig, aldus de Vlaamse denker. Met zijn boodschap over kleinschaligheid en doe-het-zelven is Holemans de Raf Janssen van dit moment. Het centrale onderscheid tussen de ‘verdachte’ circulaire economie die vooral om nieuwe winstkansen gaat, en het meer ecologische kringloopdenken, is misschien wel te vinden in de eigendomsstructuur.
In een open circulaire economie gaan grondstoffen en producten van hand tot hand, zonder dat enkele grote partijen daar eenzijdig de voorwaarden van bepalen. Het tegendeel hiervan treffen we aan in wat nu doorgaat voor de ‘deeleconomie’ en ‘peer-to-peer’-markten. AirBnB, Uber, Apple en Spotify claimen infrastructuur aan te bieden die voor iedereen goed is, maar drijven de inkomsten van de aangesloten aanbieders naar beneden terwijl hun eigen winsten torenhoog zijn. Ook in de vorm en inhoud van het aanbod zijn de platformgebruikers niet vrij. In het algemeen geldt dat de procedés van toelating en weigering op steeds meer commerciële leest geschoeid worden, in plaats van op die van het publiek belang.
Ecologisme
Opvallend in de Helling is dat regelmatig op de figuur Marx wordt teruggegrepen om de hedendaagse versies van het eigendomsvraagstuk te begrijpen – waarbij het digitale het verlengstuk van het materiële is geworden. ‘Marx is terug’, kopte het winternummer van 2014, maar Marx was in de Helling nooit weggeweest. En inderdaad: de concentratie van grondstoffen, productiemiddelen en distributiesystemen in de handen van multinationals gaat onverminderd door, ook nu we in de ‘circulaire transitie’ zijn aanbeland. Tegelijkertijd schiet Marx tekort willen we echt een eigen politiek inrichten.
Deze politiek, die steeds vaker onder de noemer ‘ecologisme’ wordt geschaard (Jasper Blom, voorjaar 2015), boogt zich op namen als Rachel Carson, Jacques Ellul en Herman Daly. Maar het ecologisme is nog altijd een politieke niche. Wat voor de lezer van de Helling klinkklaar is – groene politiek ís sociale politiek – blijft het grotere publiek vreemd. De worsteling tussen een groene politiek die vooral de eco-bewuste stedeling bekoort, of ook de grote middenklassen aanspreekt, is in GroenLinkse gelederen een constante, blijkt uit 30 jaar Helling.
Hebben we dan nog een lange weg te gaan als ontluikende ecologisten? Ik denk dat dat wel meevalt. Zowel de trends naar verdere vergroening van het belastingstelsel, als aandacht voor het nabije en authentieke, zijn niet meer te stoppen. Circulair en lokaal werken beginnen gewoon te worden.
De grootste dreiging zit in nieuwe vormen van marktmacht en een overmatig optimisme in ‘slimme’ technologie, zoals die nu de kop opsteekt. Want daar had Femke Groothuis het zeker goed: voor de circulaire transitie zijn zeker en vooral veel handen en hoofden nodig. In conclusie: de partij GroenLinks is steeds meer bereid geworden schone technologie en businessmodellen te omarmen.
Toch is het ongemak met en wantrouwen jegens de groene markt nooit ver weg. Voor de groene denkers in de Helling staat verinnerlijking van het milieuaspect voorop. Geen sectorale, maar een integrale benadering; en geen commerciële kringlopen, maar een open web van goederen en kennis.