Je maakte naam met een onderzoek dat de boodschap van de Club van Rome uit 1972 bevestigde: de grenzen aan de groei komen in zicht. Wat hield je onderzoek in?

“Ik heb de scenario’s die de schrijvers van het rapport De Grenzen aan de Groei indertijd creëerden met hun model van de wereld vergeleken met recente data. Dat leverde een bevestiging op van de scenario’s uit 1972. Ik heb heel wat modellen gezien in mijn leven. Ik ken er geen dat tientallen jaren later zo accuraat is gebleken. De data liggen het dichtst bij het business as usual-scenario, waarin we economische groei als ultiem doel blijven nastreven. Dat leidt tot een ineenstorting van het ecosysteem binnen ongeveer twintig jaar vanaf nu, als gevolg van vervuiling. Daar reken ik ook de uitstoot van broeikasgassen toe. In dit scenario van voortgaande klimaatverandering daalt onze welvaart sterk.

We liggen het verst af van het stabilised world-scenario, waarin de mensheid niet langer economische groei najaagt, haar materiële voetafdruk beperkt en inzet op verbetering van gezondheidszorg, onderwijs en andere diensten, alsmede op schone technologie. In dat scenario wordt de ecologische ineenstorting wél voorkomen. Op dit moment bewegen we niet in die richting, maar de afstand tussen dit scenario en de data uit de werkelijkheid valt nog te overbruggen. We kunnen de ineenstorting dus nog afwenden. Dat wordt een bumpy ride, want voor een geleidelijke transitie hebben we te lang getreuzeld. Maar wat we de komende tien tot twintig jaar doen, zal bepalend zijn voor ons welvaartsniveau in de rest van de eeuw.”

Gaya Herrington
Gaya Herrington

Technologische innovaties maken het mogelijk om de uitstoot van broeikasgassen en andere vormen van vervuiling terug te dringen terwijl ons bruto binnenlands product (bbp) blijft groeien, zeggen de voorstanders van ‘groene groei’.

“Je ziet dat helemaal niet in de empirische data. Eigenlijk is het gewoon wensdenken. Relatieve ontkoppeling, waarbij onze ecologische voetafdruk minder snel groeit dan het bbp, zien we amper. Absolute ontkoppeling, waarbij die voetafdruk kleiner wordt terwijl het bbp groeit, al helemaal niet. Weliswaar slagen sommige landen erin om de uitstoot van broeikasgassen – langzaam – te verminderen bij een groeiend bbp, maar andere vormen van vervuiling blijven toenemen en de biodiversiteit blijft achteruitgaan. En dat terwijl we al sinds de jaren zeventig de grenzen van de draagkracht van de planeet overschrijden.”

Je gelooft niet in groene groei, maar houdt tegelijk afstand tot de beweging die wil ‘ontgroeien’. Waarom?

“Ik sta veel dichter bij het degrowth-kamp dan bij dat van groene groei. Maar ik wil benadrukken dat groene groei wél nuttig is voor arme landen. Daar draagt groei nog direct bij aan het welzijn van mensen. In Europa is dat al lang niet meer zo – feitelijk maakt het groeistreven ons ongelukkiger, omdat het vervuiling en ongelijkheid aanjaagt. Dus voor Europa is de beleidsagenda van de degrowthers heel geschikt.

“ Laten we de groei bewust los of wordt het einde van de groei ons opgedrongen omdat we tegen planetaire grenzen opbotsen? ”

Mijn bezwaar betreft vooral de term degrowth. Die doet mensen denken aan een recessie, met werkloosheid en sociale onrust. De angst daarvoor moeten we serieus nemen. Ik ben het met de degrowthers eens dat doelbewuste krimp een positievere dynamiek in gang zet dan niet groeien in een economie die groei als doel heeft. Maar ik vrees dat de term mensen zo afschrikt dat ze naar die uitleg niet meer luisteren. Daarom zou ik liever groei loslaten dan actief ontgroeien. Een economie die zich richt op menselijk welzijn en de bescherming van de natuur levert gewoon een mooiere wereld op. De beste term daarvoor is well-being economy. Die geeft een wenkend perspectief.”

De landen van de EU dragen de grootste historische verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Ze behoren ook tot de meest welvarende delen van de wereld. Ligt het voor de hand dat de EU als eerste afscheid neemt van het groeistreven?

“Dat lijkt me wel. Europese politici zullen allicht als eersten beseffen dat dat beter is voor hun burgers, dat het hen voorbereidt op een nieuwe toekomst. Ergens in de komende twintig jaar zal de groei sowieso stoppen, zo suggereert mijn onderzoek. De keuze is dan: laten we de groei bewust los of wordt het einde van de groei ons opgedrongen omdat we tegen planetaire grenzen opbotsen? Het tweede scenario veroorzaakt veel meer instabiliteit, zo zullen politici hopelijk inzien.

Ik wil politici graag wijzen op het fenomeen downshifting. Dat is een term uit de neurologie. Het komt erop neer dat mensen een stuk instinctiever gaan reageren in het geval van stress van zaken als dreigend geweld en grondstoffenschaarste. Het systeemdenken dat nodig is om diepgaande hervormingen door te voeren in de EU heeft nu nog een kans; het is minder waarschijnlijk dat we daar over tien jaar nog voldoende cool-headed voor zullen zijn.

Voor de Verenigde Staten is het lastiger om de omslag naar een welzijnseconomie te maken, omdat de politiek hier veel meer gepolariseerd is. Er is wel een sterke beweging voor meer genderinclusiviteit, maar in sommige staten wordt de vooruitgang juist weer teruggedraaid. Daar worden abortus- en LHBTIQ+-rechten geschrapt en gaat men hard in tegen duurzaamheidsstandaarden voor bedrijven.”

Genderinclusiviteit is de eerste stap naar een welzijnseconomie?

“Ja. Dat heeft te maken met het verschil tussen twee maatschappijmodellen: de domination society en de partnership society. Het eerste model houdt orde door middel van strikte hiërarchieën: man boven vrouw, hetero boven homo, mens boven natuur. Die orde moet in stand worden gehouden met dwang en geweld. Zo’n samenleving wordt gekenmerkt door grote ongelijkheden en door een voortdurende drang naar economische en territoriale expansie. Het tweede maatschappijmodel, dat van partnerschap, is egalitair en democratisch. In zo’n samenleving is er veel meer aandacht voor het welzijn van de gemeenschap, voor zorgtaken, voor het behoud van de natuur. Door de geschiedenis heen zie je dat partnerschapssamenlevingen minder vervuiling veroorzaken, hun grondstoffen niet uitputten. Ze hebben geen economische groei of veroveringen nodig om zichzelf in stand te houden. Dus sociale gelijkheid en genderinclusiviteit zijn kernelementen van een duurzame welzijnseconomie.”

Hier komt dan de geopolitieke vraag: kan een op partnerschap gebaseerde samenleving zich verweren tegen een samenleving die streeft naar overheersing?

“In haar pure vorm kan zo’n partnerschapssamenleving dat niet. Zij is niet geneigd om te investeren in defensie. Denk aan de dichtregel van Lucebert: ‘Alles van waarde is weerloos.’ In de echte wereld zullen landen met een partnerschapsmodel een beetje moeten opschuiven naar het overheersingsmodel. Dat is zonde, want investeringen in de krijgsmacht gaan ten koste van natuurlijke hulpbronnen, maar het is helaas noodzakelijk. Het is wel zaak om je niet te verliezen in een krijgersmentaliteit. Je moet een sterke krijgsmacht hebben, niet om te domineren, maar om je te engageren.”

Dominantie versus partnerschap, aan welke landen moeten we dan denken?

“Dominantie en partnerschap zijn de twee uiteinden van een glijdende schaal. Geen enkele land kent uitsluitend het ene of het andere model. Rusland is een voorbeeld van een land dat dichter bij het dominantiemodel zit. In Bhutan, met zijn beleid voor bruto nationaal geluk, in Costa Rica, een eco-economie zonder leger, en in Nieuw-Zeeland, dat rechten toekent aan de natuur, herken je duidelijk het partnerschapsmodel. Datzelfde geldt voor de EU, al verschilt het per land.”

Net als degrowthers pleit je voor goede publieke voorzieningen als onderdeel van een welzijnseconomie. Daaronder vallen sociale zekerheid, onderwijs en gezondheidszorg. Moeten we in de EU defensie en diplomatie toevoegen aan dit rijtje, nu de Russische aanval op Oekraïne een einde heeft gemaakt aan een lange periode van vrede op ons continent?

“Ja, ik denk van wel. Een toekomst waarin militaire macht niet meer nodig is gaan jij en ik niet meemaken, vrees ik. Het is goed om ook diplomatie in het rijtje te zetten, hoewel die natuurlijk geloofwaardiger is als een regering ook een stevige stok achter de hand heeft. Het is belangrijk om te weten wanneer je moet vechten en wanneer niet. Zo zie ik ook de rol van de EU: die zou een trotse voortrekker van duurzaamheid moeten zijn, altijd met de intentie om samen te werken, maar in staat en bereid om zich te verdedigen als het echt moet.”

In een samenleving zonder economische groei die een sterke krijgsmacht moet onderhouden is er nog minder ruimte voor private consumptie.

“Inderdaad. Daar komt bij dat we een buffer nodig hebben voor het geval onze ecologische voetafdruk toeneemt door calamiteiten zoals een gezondheidscrisis of militaire conflicten. Daarom zou onze economie volledig klimaatneutraal moeten worden. De capaciteit van de natuur om CO2 op te nemen uit de atmosfeer vormt dan de buffer voor noodgevallen.”

In de geopolitiek geldt het bbp als een belangrijke indicator van macht. Zal een EU zonder economische groei aan macht inboeten?

“In het verleden zou dat het geval zijn geweest. Maar nu moeten we onder ogen zien dat aan de groei sowieso een einde komt, zoals gezegd binnen twintig jaar. Als de EU tegen die tijd is omgeschakeld naar een welzijnseconomie, staat zij sterker in de wereld. Landen die groei blijven najagen terwijl het ecosysteem instort, koersen juist af op ontwrichting.”

Kan teruglopende economische macht gecompenseerd worden door andere vormen van macht?

“Sociaal kapitaal is een enorme bron van macht. Dat zien we vandaag de dag in Oekraïne. De veerkracht van de Oekraïners in oorlogstijd heeft iedereen verbaasd. Russische mannen moeten vaak gedwongen worden om te vechten, want er is geen groot verhaal waarin ze geloven. Oekraïners zijn solidair met elkaar, verbonden door een sterk narratief over waar ze voor staan en waar ze voor vechten. Velen zijn bereid daarvoor hun leven te geven. Een sterk sociaal weefsel maakt alle verschil in tijden van crisis. En ik denk dat een welzijnseconomie die in ieders basisbehoeften voorziet, een samenleving waarin mensen het gevoel hebben dat er eerlijk gedeeld wordt en iedereen gelijkwaardig behandeld wordt, sociale cohesie zal oogsten.

“ Het dominantiemodel oogt heel sterk maar is zo fragiel als wat ”

Daarentegen zijn samenlevingen waarin dwang en geweld de boventoon voeren vaak zwakker dan ze lijken. Ik vergelijk het dominantiemodel wel eens met toxic masculinity: het oogt heel sterk maar het is zo fragiel als wat. De expansiedrang veroorzaakt schokken, van ecologische of andere aard, en de veerkracht om deze schokken op te vangen ontbreekt. Een samenleving gebaseerd op overheersing stort vroeg of laat in.”

In de relatie tussen de EU en het mondiale Zuiden valt het dominantiemodel nog te herkennen. Veel van onze energie en grondstoffen halen we uit arme landen, vaak ten koste van de mensen daar. Kan een welzijnseconomie zonder groei een einde maken aan dit neokoloniale extractivisme?

“Een Europa dat zich richt op welzijn in plaats van groei kan makkelijker zijn afhankelijkheid van geïmporteerde energie en grondstoffen terugdringen. De transitie naar zonne- en windenergie gaat sneller als je minder energie nodig hebt. Circulaire oplossingen kunnen sneller in de vraag naar materialen voorzien als die vraag niet meer groeit. In dit opzicht heeft het loslaten van economische groei alleen maar geopolitieke voordelen.”

Een post-groei-EU zal haar aandeel in het mondiale bbp nog sneller zien dalen dan nu reeds het geval is. Heeft zo’n EU meer bondgenoten nodig in de geopolitiek?

“Een EU zonder groei kan allereerst selectiever worden in de keuze van bondgenoten. Je wilt niet veroordeeld zijn tot vriendschap met autocratieën als Rusland en Saudi-Arabië omdat je afhankelijk van ze bent voor grondstoffen of energie. Goede bondgenoten maken het wel makkelijker om te focussen op welzijn. Een van de redenen waarom Costa Rica zich kan ontwikkelen tot een eco-economie is de bescherming die het land geniet van de VS.”

Ook de EU is voor haar veiligheid afhankelijk van de VS, de sterkste partner in de NAVO. We schuilen onder de Amerikaanse atoomparaplu. Denk jij, als ingezetene van de VS, dat we op deze bondgenoot kunnen blijven rekenen?

“Dat is lastig te voorspellen, omdat de Amerikaanse politiek zulke enorme tegenstellingen kent. Ik ben voorzichtig optimistisch. Enquêtes laten zien dat de jongere generatie het geloof in de huidige vorm van kapitalisme verliest. Zij hecht veel meer waarde aan eerlijk delen. Als de VS die kant opgaan, kunnen zij een relatief goede bondgenoot zijn voor Europa.”

met dank aan Nicki Minnai

Gaya Herrington (1981) is een Nederlandse econometrist, duurzaamheidsonderzoeker en vrouwenrechtenactivist. Haar studie Update to Limits to Growth uit 2021 baarde wereldwijd opzien. De studie bevestigde de conclusies van het rapport De Grenzen aan de Groei van de Club van Rome uit 1972. In 2022 verscheen haar boek Five Insights for Avoiding Global Collapse. Herrington woont en werkt in de Verenigde Staten. Zij is vicepresident voor duurzaamheidsonderzoek bij Schneider Electric. Ze is ook lid van de commissie transformational economics van de Club van Rome.

Dit artikel staat in het voorjaarsnummer van tijdschrift de Helling en in het zomernummer van Oikos. Het is ook beschikbaar in het Engels en in het Frans.

Het interview met Gaya Herrington maakt deel uit van het internationale project Geopolitics of a post-growth Europe. De Green European Foundation onderzoekt met steun van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks en andere groene denktanks wat de geopolitieke gevolgen zijn als de EU afscheid neemt van economische groei.

logo Green European Foundation