Wie ben jij?
“Touria Meliani, geboren in Marokko, in Debdou, een oud Joods-Marokkaans dorpje. Verhuisd naar Nederland in 1975, naar de Achterhoek. En in 1994 naar Amsterdam gekomen. Ik werkte in de cultuursector, wat ik jaren deed. En nu wethouder. Het zijn enorme stappen, als ik het zo zeg.”
Heb je ooit gedacht toen je kind was: ik ga wethouder worden, ik ga de politiek in?
“Nee, ik dacht eerder als kind: hoe overleef ik dit leven!”
En waar zat ‘m dat dan in?
“Dat heeft te maken met de stappen die mijn ouders hebben genomen ooit, om te emigreren. Een gezin met zes kinderen. Opgevoed door mijn moeder. We hadden geen makkelijk leven. Wel in de Achterhoek, waar ik op zich veilig was. Maar mijn vader werd ziek, gewelddadig. Hij is uiteindelijk teruggestuurd, of nou ja, teruggegaan naar Marokko. Dat is iets dat je meekrijgt als kind. We hadden ook geen geld. Dus alle dingen die je nodig hebt als kind: veiligheid, maar ook gewoon op een gezonde manier leven: eten, drinken, kunst, dat was er niet. En toch heeft mijn moeder het allemaal gedaan. Dat is heel knap. Je denkt: er is geen geld voor een verjaardagsfeestje, dus je gaat er niet naartoe. Dat heeft impact of je wel of geen vrienden maakt. Of naar een museum gaan… ik kon me daar niets bij voorstellen.”
Je zegt: kunst was er niet, toch heb je duidelijk een passie voor kunst en cultuur. Waren er wel al kiemen in je jeugd daarvoor?
Ik denk dat ik toch een optimistisch kind was. Dat ik toch tussen alle moeilijkheden door, dingen op een bepaalde manier heb laten binnen komen. Dat was bijvoorbeeld de muziek die mijn moeder had opgenomen met een radiocassetterecorder. Liedjes van Umm Kulthum en andere componisten en muzikanten uit het Midden Oosten, de erfenis die ze had kunnen meenemen. Die liedjes draaide ze dan. Ze werkte de hele week, scholen schoonmaken. Soms gingen we mee, dan kon je in de gymzaal sporten. Na schooltijd. Dan ging ik altijd in de ringen hangen.
Dat waren momenten van geluk. De muziek die ze draaide. Dan zagen we haar rug. Want ze wilde niet dat we haar gevoel zagen. Maar die muziek en haar rug… dan wist ik wat ze voelde. Dan kookte ze voor ons, na haar werk van veertig uur, en zette die muziek op. Vaak nummers van Umm Kulthum over liefde en verdriet. Kunstwerkjes. Die vrouw heeft meer platen verkocht dan de Beatles! Dat gaf mij zo’n enorme troost. Dan voelde ik me gelukkig. Dat filterde als het ware alle gif, pijn en verdriet weg. Het maakte iets aan in je hoofd, waardoor je denkt: er is een andere wereld. Ik denk dat dat, plus dat mijn zus heel goed kon tekenen thuis, de kiemen waren.”