Grote textielmerken experimenteren al met circulaire innovaties. Zo gebruikt Adidas plastic afval uit de oceanen om hoogwaardige sportschoenen van te maken, terwijl Speedo zwemkleding maakt uit overgebleven stoffen en productieafval. Op dit moment is de voornaamste uitdaging niet de productietechnologie, maar de psychologie. Het schijnt gemakkelijker te zijn om met plastic afval een schoen te maken, dan om de houding van de consument te veranderen.
Als expert in de circulaire economie gelooft Niinimäki dat consumenten heropgevoed moeten worden om circulaire slow fashion-alternatieven te omarmen. “De meeste consumenten weten niet eens wat ze kopen en hoe het wordt gemaakt. Als ik mensen vertel dat tweederde van wat ze dragen uit aardolie bestaat, dan schrikken ze steevast,” vertelt ze.
“In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd dertig procent van het gezinsinkomen besteed aan kleding. Nu is dat minder dan tien procent. Toch is de hoeveelheid kleding per persoon vertwintigvoudigd. Kleding is gewoon veel te goedkoop. Het wordt tijd dat we de misvatting dat kleding goedkoop hoort te zijn met wortel en tak uitroeien – we kunnen het ons veroorloven om in betere kwaliteit te investeren.”
No-polyester dieet
Als de toekomst van de mode een circulaire is, hoe ziet deze er dan precies uit? Het is 2049, Anna K. is 46 en heeft een dochter van zestien, Maria. Wegens de ongebreidelde opwarming van de aarde is de temperatuur met meer dan 2 graden Celsius gestegen en steeds grotere gebieden zijn ten prooi gevallen aan ernstige droogte.
Het meeste overgebleven bebouwbare land wordt gebruikt voor het verbouwen van voedsel en er zijn strenge regels om de sterk slinkende watervoorraden te beschermen tegen verdere vervuiling. Het einde van fast fashion is een algemeen aanvaarde realiteit.
Maria’s kleren leiden niet langer tot méér afval. De meeste kleren worden vervaardigd uit duurzame grondstoffen zoals hout, planten of algen. Sommige worden geproduceerd uit gerecyclede industriële reststromen en chemisch of mechanisch gerecyclede materialen. Traditionele materialen zoals hennep, brandnetel en linnen zijn helemaal terug, wat weer heeft geleid tot een heropleving van meer plaatselijke productie.
In het kielzog van streekgewassen is lokaal geproduceerde textiel in 2049 een levendige trend. Modeconsumenten staan erop te weten waar de kleren die ze kopen precies vandaan komen. Veel van Maria’s vrienden en vriendinnen volgen een ‘no-polyester dieet’.
Tegenwoordig draagt ze broeken vervaardigd uit duurzame, plaatselijk verbouwde brandnetel, die het in noordelijke gebieden goed doet, zonder dat er pesticiden hoeven te worden toegepast. Tal van kleinschalige hennepkwekerijen in Europa oogsten hun hennep zelf, spinnen het, maken er kledingontwerpen voor en produceren de kleren ter plaatse. Deze microlabels produceren kleine hoeveelheden duurzame, op kwaliteit gerichte mode in samenwerking met lokale ontwerpers.
Aangezien giftige chemicaliën in de textielproductie wereldwijd zijn verboden, zijn de aardse kleuren in Maria’s kleding afkomstig van plantaardige verfstoffen en houtextracten.
Als liefhebber van vintage mode komt Maria aan luxe kleren door een kledingdeelsysteem en kan ze kleding huren bij verhuurbedrijven die vergelijkbaar zijn met Uber en Airbnb. De deeleconomie biedt de modefanaat gemak en nut, omdat het goedkoper is om dure kleren te huren dan ze zelf te kopen. ‘Gebruik zonder eigendom’ is het credo van de textielconsument van 2049.
Maria’s vintage kasjmiertrui komt van Marktplaats. De levensduur van zelfreinigend materiaal van hoge kwaliteit als kasjmier kan door zorgvuldig onderhoud met vele jaren worden verlengd. Maria betaalt per maand een vast bedrag, in ruil waarvoor ze een vast aantal kledingstukken kan laten repareren om de levensduur van de modeschatten waar ze zo van geniet te verlengen.
Maria’s garderobe is deels afkomstig uit reststromen uit de landbouw en de industrie, waardoor afval als waardevolle bron weer terugkeert in de circulaire economie. Omdat ze in Finland woont, moet ze duurzame water- en winddichte bovenkleding aan. Haar winterjas is gemaakt van gerecycled nylon, vervaardigd uit afgedankte visnetten. De buitenzolen van haar diervrije leren schoenen zijn gemaakt van gerecyclede autobanden. In 2049 wordt zuiver rubber niet langer gebruikt in schoenen, evenmin als autobanden nog op de vuilnishoop belanden.
Haar ondergoed is gemaakt van nieuwe uit hout gewonnen stoffen, vergelijkbaar met lyocell, een volledig biologisch afbreekbare vorm van rayon, vervaardigd uit houtpulp. Lyocellvezel kan geproduceerd worden in een gesloten kringloop, met ingrediënten als gerecyclede katoenresten, wat een zijdeachtig, milieuvriendelijk alternatief biedt voor synthetische vezels.
Circulair: het nieuwe zwart
De mode-industrie van de toekomst kent geen afval, alleen grondstoffen. Het afval van de ene tak van nijverheid is een waardevolle schat voor de andere. Alle materialen verkeren voortdurend in staat van hergebruik.
Maria’s toekomstige garderobe heeft misschien iets utopisch, maar dit wensbeeld is geen fantasie en ook niet onrealistisch. “We zien nu al spannende innovaties in de technologie rond de productie van textiel. Er worden geheel nieuwe materialen ontwikkeld uit afval en reststromen. Sommige worden geproduceerd met behulp van microben of schimmels of met behulp van biotechnologie,” schrijft professor Pirjo Kääriäinen, expert in duurzame vezelinnovatie aan de Aalto-universiteit.
“Er zijn veelbelovende vernieuwers in de mode-industrie die interessant werk verrichten met gerecycled materiaal en enzymtechnologie om het gebruik van primaire grondstoffen tot een minimum te beperken,” voegt ze eraan toe. Als voorbeeld noemt ze Modern Meadow, een start-up in New Jersey, die in het laboratorium een diervrije vervanger heeft ontwikkeld voor leer, Zoa™, het eerste op biologische wijze gefabriceerde materiaal gebaseerd op collageen.
“Een andere pionier is Pure Waste, een Fins bedrijf dat veel geld heeft gestoken in geavanceerde mechanische systemen om volledig hernieuwbare stoffen en garens te fabriceren,” zegt Kääriäinen.
Ze noemt ook de inspanningen van Patagonia, een Amerikaans outdoorkledingmerk dat in 1993 overging op de fabricage van polyester uit plastic limonadeflessen. Patagonia heeft onlangs een nieuwe stof op de markt gebracht, een mengsel van hergebruikte katoen en hergebruikt polyester, en directeur Rick Ridgeway zinspeelde erop dat een katoenen T-shirt in de toekomst wel eens CO2 uit de atmosfeer zou kunnen halen.
“Maar om die innovaties bruikbaar te maken, hebben we meer samenwerking nodig in de textielketen. Als bijvoorbeeld een kip wordt geslacht voor menselijke consumptie, worden de veren geplukt en afgedankt. Die kunnen goed gebruikt worden in de textielindustrie,” stelt Kääriäinen.
Ze gelooft dat een volledig circulaire, duurzame textielindustrie haalbaar is, en geen luchtkasteel: “We kunnen misschien niet eens anders. Als grondstoffen maar schaars genoeg worden, hebben we de beschikbare grond nodig voor het verbouwen van voedsel. Ik geloof dat de oplossing ligt in de terugkeer naar kleinschalige lokale teelt van gewassen zoals brandnetels, in samenhang met innovaties in het recyclen en in de biotechnologie. Een combinatie van eeuwenoude tradities en eenentwintigste-eeuwse wetenschap.”
Professor Niinimäki is het hiermee eens: “Tegenwoordig verbruiken we vier keer meer textiel dan in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Vijftig jaar geleden waren we zuiniger op onze kleren. Ik geloof dat de verandering nu weer de andere kant op kan gaan.”