Als we iedereen een duurzame en veilige toekomst willen bieden, is goed waterbeheer van groot belang. Water is essentieel voor voedselzekerheid, gezondheid, armoedebestrijding, biodiversiteit en vrede. Maar de zoetwatercyclus dreigt onherstelbaar verstoord te worden door klimaatverandering en de steeds grotere druk op beperkte waterbronnen. 

Een wereldwijde waterramp dreigt, zo stelt de Global Commission on the Economics of Water in een recent rapport. Dit rapport is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen wetenschappers en beleidsmakers van over de hele wereld, onder leiding van onder anderen de econoom Mariana Mazzucato en de aardwetenschapper Johan Rockström. Hun kernboodschap is dat we water – of meer specifiek de hydrologische cyclus – als een mondiaal gemeenschappelijk goed (a global common good) moeten zien.

Bloementeelt in Kenia.
Bloementeelt in Kenia. Foto: Curt Carnemark / Wereldbank. CC BY-NC-ND 2.0

Dit is zo belangrijk omdat water zich niet aan nationale grenzen houdt. Dat spreekt voor zich als het gaat om grensoverschrijdende rivieren, meren en grondwaterbekkens, maar het rapport benadrukt dat het in nog sterkere mate geldt voor zogenaamd groen water. Dit is vocht dat is opgeslagen in de bodem en in vegetatie. Door verdamping komt het in de atmosfeer terecht. Via ‘atmosferische rivieren’ gaat dit water vervolgens de hele planeet over, om uiteindelijk als neerslag terug te keren in bodems en planten. Groen water, aldus het rapport, “genereert ongeveer de helft van alle regenval op land, de bron van al ons zoetwater”.

Het in kaart brengen van de groene watercyclus maakt inzichtelijk dat watergebruik en waterbeheer in het ene land gevolgen hebben voor hoeveel regen er valt in een ander land. Goed waterbeheer, zo betoogt het rapport, moet rekening houden met zulke onderlinge afhankelijkheden. Dat kan alleen door internationale beleidsafspraken te maken. 

Virtueel water

Het rapport onderstreept onze onderlinge verbondenheid en het belang van internationale samenwerking op het gebied van water. Maar door de nadruk op atmosferische rivieren dreigt een andere en waarschijnlijk minstens zo belangrijke verbinding tussen landen een beetje uit het zich te raken: de export van virtueel water. Virtueel water is het water dat nodig is om producten en diensten te verbouwen. Als die producten worden geëxporteerd naar andere landen, wordt het water als het ware meegeëxporteerd: het is immers niet meer beschikbaar voor lokale toepassingen en gebruikers. Water stroomt dus niet alleen via de groene watercyclus de planeet over, maar ook via internationale handel. 

Zo importeert Nederland een grote hoeveelheid water uit het buitenland. Het meeste komt uit gebieden die kampen met droogte. Er is bijvoorbeeld een goede kans dat de asperges of mango’s die je in de supermarkt aantreft, verbouwd zijn aan de woestijnkust van Peru. Dit is opmerkelijk en gaat in tegen de verwachting van professor Tony Allan, die het begrip ‘virtueel water’ bedacht. Hij voorspelde, eind vorige eeuw, dat goederen en diensten waarvan de productie veel water kost als vanzelf – door de werking van de economische wet van comparatief voordeel – geproduceerd zouden worden op plekken waar veel water is. Hij dacht dat landen waar droogte heerst de verbouw van waterintensieve gewassen zouden uitbesteden aan landen met veel water, door deze gewassen te importeren in plaats van ze zelf te verbouwen. De werking van de markt zou er zo voor zorgen dat water virtueel stroomt van natte naar droge gebieden. Zijn redenering was een reactie op de vaak geuite zorg dat toenemende plaatselijke droogte tot waterschaarste en daardoor tot conflicten of zelfs oorlog zou kunnen leiden.

“ Veel van het fruit, de groente en de bloemen die in Nederland te koop zijn, komt uit relatief droge gebieden ”

Recente berekeningen van de zogenaamde ‘watervoetafdruk’ laten zien dat de voorspellingen van professor Allan niet zijn uitgekomen. Veel van het fruit, de groente en de bloemen die in Nederland te koop zijn, komt uit relatief droge gebieden in landen als India, Ethiopië, Kenia en Peru. Door deze producten te kopen gebruiken de inwoners van Nederland virtueel water uit deze landen. 

Lokale oplossingen

Naast groen water is ook virtueel water dus een belangrijke reden om water als mondiaal gemeengoed te gaan behandelen. De Global Commission wil dit vooral bewerkstelligen door middel van internationale beleidsafspraken en wetgeving. Dit wekt de foutieve suggestie dat water effectief beheerd kan worden op een planetaire schaal. Ook al zijn de oorzaken van waterproblemen in hoge mate grensoverschrijdend – atmosferische rivieren, handel, geopolitiek –, deze problemen manifesteren zich altijd op specifieke plaatsen. Droogtes, overstromingen, vervuiling en oneerlijke verdeling van water zijn lokale problemen die om lokale oplossingen vragen, passend bij de ecologische, institutionele en economische context. 

De effectiviteit van een internationale organisatie die bevoegd is om mondiale beslissingen te nemen over water zal daarom altijd gering zijn. De vraag is ook hoe zo’n organisatie op te zetten. Hoe dit te doen zonder de macht te vergroten van een aantal zelfbenoemde internationale experts die amper ter verantwoording kunnen worden geroepen voor de gevolgen van hun beslissingen? En hoe reëel is het te verwachten dat dezelfde actoren die er belang bij hebben water te verkwisten en te vervuilen – overheden en bedrijven – de protagonisten zullen worden van een waterrevolutie? 

Het gevaar bestaat dat het opschalen van water tot een mondiale kwestie leidt tot miskenning van de expertise die lokaal aanwezig is, en tot verdere verzwakking van de autonomie en zeggenschap van degenen die de waterproblemen aan den lijve ondervinden. De lokale activisten die zich in de frontlinie bevinden van de strijd voor waterrechtvaardigheid, de inheemse volken die eeuwenoude banden hebben met waterstroomgebieden, juist zij zijn onmisbaar om tot een zorgvuldiger beheer en een eerlijker verdeling van water te komen. Net zo belangrijk als internationale overeenkomsten of een mondiale waterbeleidsinstantie zijn daarom de bevordering en ondersteuning van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, lokale watergemeenschappen en waterbeheersorganisaties. Zonder goed functionerende local water commons zal een global water commons nooit van de grond komen.

“ Waterverdeling aan de markt overlaten leidt tot perverse onrechtvaardigheden ”

Het (her)waarderen en actief ondersteunen van lokale vormen van beheer is ook nodig omdat water notoir wispelturig is. Het meeste water stroomt niet netjes door leidingen of kanalen, maar onttrekt zich aan directe vormen van menselijke meting en controle doordat het wegvloeit via de grond of verdampt. Het is daarom moeilijk om een prijskaartje aan dit water te hangen, iets wat veel economen desalniettemin voorstellen als mechanisme om water te verdelen. Onderzoek laat zien dat het aan de markt overlaten van waterverdeling niet alleen tot perverse onrechtvaardigheden leidt, maar ook tot uitholling van bestaande waterbeheersinstituties die verankerd zijn in relaties van zorg en nabuurschap. Effectief waterbeheer kan ondersteund worden door wetenschap en wetgeving, maar moet ook altijd berusten op intieme kennis van lokale ecologische en sociale omstandigheden. Deze kennis moet daarom actief (h)erkend en gekoesterd worden, en dat kan alleen als deze kennis levend blijft.

Overconsumptie

Goed mondiaal waterbeheer, tot slot, is meer dan een technische beleidskwestie. Het is bovenal een politieke kwestie, die gaat over hoe we de beperkte hoeveelheid zoetwater op de wereld het eerlijkst verdelen. Hoe solidair willen we zijn? Het gesprek hierover zou moeten beginnen met de vaststelling dat we niet allemaal in gelijke mate hebben bijgedragen aan de huidige watercrisis. Uit watervoetafdruk-berekeningen blijkt overduidelijk dat de consumptiepatronen in rijke landen zoals Nederland in sterke mate bijdragen aan waterproblemen elders. 

Het is ironisch dat hetzelfde Nederlandse ontwikkelingsbudget dat het rapport van de Global Commission on the Economics of Water mede heeft bekostigd ook gebruikt werd en wordt om Nederlandse agro-exportbedrijven te helpen met het opzetten van grootschalige groente- en bloemenkwekerijen in landen als Ethiopië en Kenia. Het water dat nodig is om deze gewassen te verbouwen is niet meer beschikbaar voor lokale gemeenschappen. De agro-exporteurs betalen er bovendien (te) weinig voor. Kortom: slechts als we bereid zijn om vraagtekens te zetten bij onze welvaart en het huidige economische model ter discussie te stellen, zal het idee van water als a mondiaal gemeengoed inhoud krijgen. 

Dit artikel maakt deel uit van het dossier 'Water: te veel, te weinig en te vies', een coproductie van tijdschrift De Helling en Idee, het tijdschrift van de Mr. Hans van Mierlo Stichting van D66.

Literatuur