De eerste duizend dagen vormen de basis voor wie we zijn en worden. De omgeving waarin je de eerste periode doorbrengt, is daarbij cruciaal. Het maakt voor je kansen nogal uit of je start in een veilige en stressvrije omgeving met volop aandacht en de juiste stimuli, of dat je hiervan verstoken bent.

Tessa Roseboom, hoogleraar Vroege Ontwikkeling en Gezondheid, heeft twee boeken op haar naam staan over het belang van de eerste duizend dagen. Nadat haar eerste boek vijf jaar geleden verscheen, lanceerde het toenmalige kabinet het landelijke actieprogramma Kansrijke Start, waar het huidige kabinet een vervolg aan heeft gegeven. Volgens de zesde voortgangsrapportage zijn gemeenten goed bezig met een lokale aanpak en werpt die inmiddels z’n eerste vruchten af. Afgelopen maandag werd het vijfjarige jubileum groots gevierd met de conferentie ‘Samen tegen armoede begint bij de 1e 1.000 dagen’. En eind oktober staat er een hele feestweek op de rol, waarin zogenoemde ‘verschilmakers’ een financiële opsteker krijgen voor hun project dat bijdraagt aan duizend goede eerste dagen.

kinderopvang
Foto: Peretz Partensky. CC BY-SA 2.0

Ik wil het feestje niet verstoren, want alle lokale initiatieven die een goede start voor kinderen helpen realiseren, verdienen alleen maar lof en ondersteuning. Maar hier wringt nou net de schoen. Terwijl we zouden willen dat effectieve initiatieven worden ondersteund vanuit de overheid, zien we in de praktijk dat één van de meest belangrijke maatregelen bewust van tafel wordt geschoven. En dat is dat alle kinderen de mogelijkheid krijgen om de eerste duizend dagen naar de kinderopvang te gaan.

Kinderopvang is geen basisvoorziening waar alle kinderen van kunnen profiteren. Nee, deze is alleen bereikbaar voor kinderen met werkende ouders. Als de ouders niet werken, is er geen zicht op kinderopvangtoeslag. En zonder deze toeslag is de opvang voor bijna niemand te betalen. Tegelijkertijd weten we dat als één of beide ouders niet werken, de kans juist groter is dat het kind baat heeft bij enkele dagen kinderopvang. Kinderopvang is een van de grootste ‘verschilmakers’ voor kansengelijkheid.

Peuters die door de thuissituatie behoefte hebben aan een extra zetje, kunnen afhankelijk van de gemeente waar ze wonen wel voorschoolse educatie krijgen, vanaf twee of tweeëneenhalf. Maar dan zijn de eerste duizend dagen dus al gepasseerd.

Vandaag trekken het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Planbureau (CPB) aan de bel. Ze doen een dringend beroep op dit kabinet om de plannen voor bijna gratis kinderopvang vanaf 2027 te heroverwegen (bijna gratis, want in het voorstel wordt opvang voor 96% vergoed tot aan de maximumuurprijs). De kabinetsplannen lijken van kinderopvang eindelijk een basisvoorziening te maken. Maar schijn bedriegt: door vast te houden aan de eis dat beide ouders moeten werken, hebben de plannen volgens de planbureaus weinig effect op de arbeidsparticipatie. Ook constateren ze dat de plannen de kansenongelijkheid zelfs verder vergroten. Ze vrezen dat – tegen de achtergrond van nijpende personeelstekorten – de vraag naar opvang alleen maar zal stijgen, waardoor de prijzen worden opgedreven en de wachtlijsten toenemen. Ouders met midden- en hoge inkomens gaan er met gratis opvang op vooruit, terwijl ouders met lage inkomens en hun kinderen ‘hiervan de dupe worden’, aldus het SCP en CPB. ‘Zij zullen meer moeten gaan betalen dan in het huidige systeem.’

Mijn oproep aan dit kabinet is om een echte basisvoorziening te maken van kinderopvang, zodat kinderen van wie de ouders niet werken er ook baat bij hebben. Zo maken we een feestje voor alle kinderen.