De afgelopen jaren werkte ik intensief aan commons-initiatieven rond land, zorg, voedsel en energie – samen met bewoners, boeren, kunstenaars en maatschappelijke organisaties. Commons zijn initiatieven waarbij mensen gezamenlijk hulpbronnen beheren en onderhouden op basis van gedeelde waarden, zelforganisatie en collectieve verantwoordelijkheid. Van gemeenschapslandbouw tot Community Land Trusts, van buurtnatuur tot energiecollectieven. Die praktijk heeft mij diep gevormd, en mijn politieke overtuiging aangescherpt: we hebben nieuwe vormen van democratische organisatie en collectief eigenaarschap nodig om de crises van deze tijd te keren. Niet als randvoorwaarde, maar als kern van het politieke project.

samen

Juist daarom voelde ik de behoefte om te reageren op het concept-beginselprogramma Tijd voor Solidariteit van GroenLinks-PvdA. Er staat te veel op het spel om nu niet het gesprek te voeren over de richting die we op willen. Wat bedoelen we met ‘solidariteit’? Hoe verhoudt zich dat tot macht, zeggenschap en eigendom? Durven we te breken met structuren die regeneratie en gelijkwaardigheid in de weg staan – structuren van eigendom, macht en uitsluiting? 

Regeneratie betekent namelijk méér dan behouden wat er is: het vraagt om het actief herstellen van ecosystemen, sociale relaties en gemeenschappen. 

Zorg, wederkerigheid en collectieve afspraken

Op de dag dat het kabinet viel, zouden Kees Klomp, David Bollier en ik in Den Haag in gesprek gaan met politici van GroenLinks over commons als vertrekpunt voor alternatieven voor eigendom, economie en democratie. Die afspraak ging begrijpelijkerwijs niet door. Maar diezelfde avond spraken David Bollier en ik wél – met een volle zaal in Pakhuis de Zwijger – over commons als politieke praktijk. Over voedsel-, energie- en wooncoöperaties die laten zien dat een andere toekomst al lang begonnen is. Over de barrières die ze tegenkomen, over ambtenaren die juridische 'hacks' zoeken om binnen het systeem alternatieven mogelijk te maken en over de rol van kunstenaars in collectieve verbeelding. Dit alles verdient erkenning als politiek project. De overheid heeft vijftig jaar de markt gesteund. Nu is het tijd dat ze de commons steunt.

“ De commons-beweging breekt met het dominante tweeluik van markt en staat ”

De commons-beweging is geen verzameling burgerinitiatieven, maar een fundamenteel andere manier van denken over de samenleving. Ze vormt een breuk met het dominante tweeluik van markt en staat. Ze stelt beheer van grond, zorg, energie, tijd en data opnieuw onder democratische zeggenschap van gemeenschappen. Dat vraagt om nieuwe juridische kaders en financieringsinstrumenten. Om vormen van bestuur die niet óver mensen beslissen, maar mét hen – en vaak door hen.

We hoeven niet op een blauwdruk te wachten. In Nederland ontstaan al initiatieven die dit in praktijk brengen. Zelf ben ik mede-initiatiefnemer van Voedselpark Amsterdam, waar we met honderden bewoners en stadsboeren vechten voor het behoud van 60 hectare vruchtbare landbouwgrond die ten prooi dreigt te vallen aan speculatieve projectontwikkeling. De grond is in eigendom van de gemeente maar wordt ingezet op een manier die de gemeenschap niet ten goede komt. We bouwen er nu op een deel van 9,5 hectare aan een coöperatief gedragen, agro-ecologisch voedselpark. Dit project gaat niet alleen over landbouw of natuur, maar ook over de vraag wie bepaalt hoe onze ruimte wordt ingericht, en wiens stem wél of niet wordt gehoord.

We doen dit samen met kunstenaars, voedselcollectieven, scholen en bewoners. In die samenwerking komt het politieke potentieel van de commons naar voren: het herstellen van de relatie tussen mens, natuur en gemeenschap. Het gaat over zorg, wederkerigheid en collectieve afspraken – termen die zelden voorkomen in klassiek beleid, maar fundamenteel zijn voor toekomstbestendige politiek.

Voorbij de dichotomie van staat en markt

Ik waardeer dat Tijd voor Solidariteit veel van deze thema’s benoemt: het belang van collectieve voorzieningen, coöperatief eigenaarschap, herwaardering van zorg en publieke regie. Tegelijk zie ik een hardnekkige ‘staat of markt’-logica die niet wordt doorbroken. Marktwerking wordt bekritiseerd, maar de staat blijft de vanzelfsprekende actor. Het antwoord op structurele crises blijft beperkt tot technocratische herverdeling van schade. Er wordt niet echt gebroken met de logica van extractie, concurrentie en groei – logica’s die diep ingebed zijn in markt én overheid.

De scherpe analyse van ongelijkheid en ecologische uitputting raakt de kern, maar blijft hangen bij symptoombestrijding. Wat ontbreekt is een expliciete breuk met het neoliberale denkkader: groeidwang, schaalvergroting en de gedachte dat eigendom vooral individueel is. Begrippen als ‘selectieve groei’ of ‘actieve overheid’ blijven te vaag zolang extractieve structuren ongemoeid blijven.

Commons-denken stelt daar een derde domein tegenover: het gemeengoed. Niet publiek als ‘van de staat’ en niet privaat als ‘van de markt’, maar collectief beheerd, lokaal verankerd en democratisch vormgegeven. Samen zorgdragen voor gedeelde middelen, van land tot data, binnen afspraken gebaseerd op wederkerigheid en regeneratie.

Als we geen grenzen stellen aan het roofkapitalisme, kopen de Blackstones van deze wereld straks letterlijk de hele planeet op. Kapitaal is al lang niet meer de beperkende factor; de enige grens is of wij bereid zijn te verkopen. Wat ons rest is een herwaardering van het gemeengoed – als moreel en politiek kompas.

“ Het is aan links om het gemeenschapsverhaal geloofwaardig uit te dragen ”

Tegelijkertijd trekken juist rechtse partijen het gemeenschapsverhaal naar zich toe. Ze weten dat het resoneert, en gebruiken het. Daarom is het cruciaal dat links dit verhaal van gemeenschappelijkheid en zorg niet uit handen geeft. Laat het niet bij retoriek. Het is aan de linkerzijde om dit verhaal geloofwaardig en diepgeworteld uit te dragen, als antwoord op onvrede die nu vaak richting rechts wordt gekanaliseerd.

Commons-denken gaat niet alleen over economie, maar ook over vrede. Het biedt een alternatief voor systemen die zijn gebaseerd op controle, geweld en uitputting. In een wereld waarin militaire industrieën floreren en conflicten vaak draaien om grondstoffen en territorium, vormt het commons-denken een hoopvol tegenverhaal. Ook kapitalisme blijkt moeilijk te verenigen met vrede: de drang tot accumulatie en expansie is historisch een belangrijke voedingsbodem voor oorlog, en een samenleving gestoeld op concurrentie in plaats van samenwerking ontbeert de basis voor vreedzaam samenleven.

Door te investeren in gedeeld eigenaarschap en radicale democratie bouwen we niet aan het voorkomen van conflict, maar aan het vermogen om conflicten vreedzaam te transformeren, via dialoog, verdragen en zorgzame instituties. Vanuit dit perspectief zijn wapenwedlopen en militarisering niet neutraal, maar per definitie extractieve praktijken die regeneratie en rechtvaardigheid ondermijnen. Vrede ontstaat niet door de controle van een dreiging, maar door het creëren van structuren waarin conflict kan worden erkend, gedeeld en getransformeerd. 

Ik hoop dat de fusiepartij voorbij de staat-markt-dichotomie durft te denken. Daarmee zou veel gewonnen zijn. In het denken van GroenLinks was eerder al sympathie voor de commons zichtbaar, inclusief steun voor juridische inbedding. In de PvdA-cultuur zie ik vooral de overtuiging dat ‘de staat’ het moet oplossen – en daarmee gevoeligheid voor technocratische reflexen. Ik hoop dat dit smaldeel de weg inslaat naar een economie die draait om gezamenlijk waarde creëren – niet om marktwerking of begrotingsdiscipline.

“ Joop den Uyl begreep dat linkse politiek begint bij grondpolitiek ”

Dat maakt me eerlijk gezegd huiverig voor de fusie. Tegelijk biedt ze ook een kans, als het lukt het beste van beide werelden te verenigen. Joop den Uyl begreep dat linkse politiek begint bij grondpolitiek. En daarmee: bij de commons.

Aanbevelingen

Dit brengt mij bij de volgende aanbevelingen voor het beginselprogramma van de fusiepartij:

  1. Introduceer het begrip commons – of een zorgvuldig equivalent – expliciet. Benoem het als derde domein naast markt en staat: “Essentiële middelen zoals land, energie en data worden beheerd als commons, door gemeenschappen met publieke waarborgen.”
  2. Zet in op institutionele vernieuwing. Maak ruimte voor juridische en bestuurlijke structuren die collectief eigenaarschap en democratisch beheer mogelijk maken, zoals Commons Councils, Community Land Trusts en commons-rechten in bestuursrecht en grondbeleid.
  3. Definieer ‘publiek’ niet uitsluitend als ‘overheid’, maar ook als ‘gemeenschap’. Erken dat burgers zelf dragers kunnen zijn van publieke waarde – mits ondersteund, beschermd en serieus genomen.
  4. Herstel het vredesprofiel van de partij. Vanuit het commons-denken wordt vrede niet gezien als de afwezigheid van conflict, maar als het vermogen om conflicten vreedzaam te transformeren. Dit vraagt om investeringen in diplomatie, verdragen en maatschappelijke veerkracht, niet in bewapening. Militaire logica is per definitie extractief: zij rooft grondstoffen, mensenlevens en vertrouwen.
  5. Herzie publiek-private samenwerkingen en het gebruik van publiek grondeigendom. Overheden zijn in veel samenwerkingen niet alleen partner maar ook aandeelhouder – en gedragen zich daarnaar. Gemeentelijke grond wordt te vaak ingezet om de gemeentebegroting sluitend te krijgen, in plaats van voor regeneratieve doelen. Dit vraagt om fundamentele herwaardering: publieke middelen en grond moeten dienstbaar zijn aan collectieve zeggenschap en maatschappelijke waarde op de lange termijn.

Zonder breuk met marktlogica én staatscentralisme, en zonder radicale democratie centraal te stellen, blijft zelfs de mooiste solidariteit kwetsbaar. Tijd voor structurele keuzes waarin commons-politiek zichtbaar en onmisbaar wordt. Een andere toekomst is al begonnen – je ziet het op boerderijen, in buurten, in collectieven en burgerenergieprojecten. Nu de politiek nog.