Events, dear boy, events. 

Aanhangers van de idee dat het lot van politici bezegeld wordt door onverwachte, incidentele gebeurtenissen halen vaak dit apocriefe citaat van de Britse premier Harold Macmillan aan. De schrijvers van Het Haagse ravijn, Gijs Korevaar en Ruud Slotboom, lijken zich achter deze gedachte te scharen. 

In dit boek beschrijven de twee journalisten de “vrije val van twee volkspartijen”, het Christen-Democratisch Appèl (CDA) en de Partij van de Arbeid (PvdA). Aan de hand van profielen van partijleiders in de periode 1994-2016 stellen zij dat de Haagse politici een voor een het ravijn in struikelden.

Wat veroorzaakte die struikelpartijen? Bij onze eerste protagonist, Elco Brinkman, klinken de bekende echo’s. Als voornaamste redenen voor de eerste val van het CDA als primaire volkspartij in 1994 wordt gewezen op impopulaire voorstellen, zoals de bevriezing van de AOW-uitkeringen, alsmede de moeizame relatie van Brinkman met premier Ruud Lubbers, waardoor de partij met twee gezichten campagne voerde. Brinkman voert zelf aan dat de ontzuiling en de seculiere individualisering het CDA nekten, waarbij de partij haar institutionele inbedding in de samenleving verloor.

Cover boek Het Haagse Ravijn

Terwijl Korevaar en Slotboom voornamelijk campagnemissers in ogenschouw nemen, grijpt Brinkman hiermee terug op zijn eigen ideologische weerbarstigheid. In 1994 stelde de toenmalige lijsstrekker dat hij niet overweg kon met mensen “die op het randje van de kerkelijkheid staan”. Hiermee toonde Brinkman zich een vertegenwoordiger van een christelijke beweging die de politieke erfenis van 1968 verwierp, terwijl in de jaren 90 in Nederland de individualistische, seculiere maatschappij steeds sterker tot wasdom kwam. 

Het CDA onderkende deze anachronistische ideologie snel: opvolgend partijleider Jaap de Hoop Scheffer probeerde de partij een “burgerlijker karakter te geven”, door bijvoorbeeld euthanasie tegenstribbelend te accepteren. Voordat het CDA zich in het nieuwe millennium bezon op een nieuwe organische maatschappijvisie, de verantwoordelijke normen-en-waardensamenleving, klom de partij uit het ravijn door zich op te trekken aan individualistische beginselen van autonomie en zelfbeschikking.

Zulke ideologische ontwikkelingen hadden in het boek meer aandacht verdiend om de klim en vrije val van de volkspartijen te verklaren. Jan Peter Balkenendes rol in de vorming van de ideologische basis van het CDA in de 21e eeuw wordt uitvoerig behandeld, maar daar steekt de schets van de andere politiek leiders schril bij af. 

Zo stellen Korevaar en Slotboom in hun hoofdstuk over Ad Melkert dat de PvdA in het tijdperk-Kok vooral als een partij van regenten werd gezien, met de terloopse observatie: “de linkse strijd tegen het gezag was allang verleden tijd”.

Hierin schuilt een steekhoudende analyse, namelijk dat een sociaaldemocratische volkspartij gebaat is bij een tweeledig kernverhaal. Daarbij wordt een kritische houding tegenover instituties gekoppeld aan een sociaaleconomisch herverdelingsverhaal, zoals Keerpunt 1972 democratisering van zowel het politieke bestel als het bedrijfsleven voorstelde, verbonden met ambitieuze welvaartsdeling.

Niet zozeer de incidentele events van de campagnes in 2002 en 2017, maar vooral het afschudden van de ideologische veren leidde tot de vrije val van de PvdA in het Haagse ravijn.

Gijs Korevaar & Ruud Slotboom, Het Haagse ravijn. De vrije val van twee volkspartijen, Prometheus, 2024