Met Oxfam publiceerden we dit jaar twee grote rapporten om deze onrechtvaardigheden te duiden. Begin dit jaar tijdens het jaarlijkse World Economic Forum voor de elite van de wereld publiceerden we ons jaarlijkse Ongelijkheidsrapport, Takers Not Makers – The Unjust Poverty and Unearned Wealth of Colonialism. Hoofdboodschap van het rapport: mondiale ongelijkheid neemt nog altijd toe, en dat is geen toeval. De oorsprong ligt in een lange geschiedenis van koloniale overheersing, waarin westerse landen zoals Nederland rijkdom vergaarden door anderen uit te buiten. De wereldeconomie werkt nog altijd volgens dezelfde koloniale principes.

In september dit jaar publiceerden we een tweede rapport in het verlengde van deze analyse, getiteld Unjust Transition: Reclaiming the Energy Future from Climate Colonialism. Daarin laten we zien dat de koloniale kenmerken van ons wereldwijde economische systeem doorwerken in de energietransitie en het klimaatvraagstuk.

Wereldwijde ongelijkheid en neokolonialisme

De economische ongelijkheid in de wereld neemt razendsnel toe. Uit Takers Not Makers blijkt dat in 2024 het vermogen van miljardairs groeide met 2 biljoen dollar – drie keer zoveel als het jaar ervoor. Tegelijk leeft bijna de helft van de wereldbevolking van minder dan 6,85 dollar per dag. Terwijl de rijkdom van miljardairs ongekende hoogten bereikt, worstelen grote delen van de bevolking met de dagelijkse realiteit van bestaansonzekerheid.

Demonstratie voor klimaatrechtvaardigheid met een ballon met daarop de tekst Create a climate for justice.
Foto: CIDSE. CC BY 2.0

Miljardairs zijn niet buitengewoon rijk geworden vanwege uitzonderlijke arbeid of verdienste, maar eerder dankzij een systeem dat hen structureel bevoordeelt. Twee derde van de miljardairs is rijk geworden door erfenis, vriendjespolitiek en monopolies. Zij onttrekken waarde aan onze economieën en samenlevingen zonder hier ook maar iets aan bij te dragen. Het zijn takers, not makers

De extreme ongelijkheid van nu is diepgeworteld in koloniale structuren. In de koloniale tijd werden arbeid en rijkdom op grote schaal onttrokken aan het mondiale Zuiden ten gunste van een rijke, witte elite in het Noorden. 

Hoewel slavernij en koloniale overheersing formeel zijn afgeschaft, blijven de machtsverhoudingen uit de koloniale periode grotendeels intact. Rijke landen, bedrijven en internationale instellingen behouden dominante posities en drukken hun belangen door in bijvoorbeeld handelsverdragen, belastingafspraken en financieringssystemen. Op deze manier versterkt het mondiale financiële systeem wereldwijde ongelijkheid: in 2023 vloeide 921 miljard dollar van ontwikkelingslanden naar rijke landen – vier keer het bedrag dat werd uitgegeven aan ontwikkelingshulp –, onder meer vanwege opgelegde onbetaalbare schulden.          

Koloniale dynamieken in de energietransitie

Deze voortdurende koloniale kenmerken in ons wereldwijde economische systeem werken door in de energietransitie en het klimaatvraagstuk. Van gelijkwaardige samenwerking is geen sprake. Landen in het mondiale Zuiden worden vaak slechts gezien als resource countries – leveranciers van grondstoffen waarmee het mondiale Noorden op een ‘schone’ manier in zijn groeiende energiebehoefte voorziet.

De zogeheten ‘kritieke mineralen’, zoals koper, lithium, kobalt en nikkel, voor de fabricage van bijvoorbeeld windmolens, zonnepanelen en batterijen worden gewonnen via grootschalige mijnbouwprojecten die vaak onder buitenlandse controle staan, met minimale lokale voordelen. Lokale gemeenschappen worden onvoldoende geraadpleegd, of zelfs verdreven, en worden geconfronteerd met mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling. In Congo bijvoorbeeld, dat 70 procent van het wereldwijde kobalt levert, verdient de bevolking slechts een fractie van wat westerse bedrijven zoals Tesla verdienen aan elektrische voertuigen. In Bolivia, Chili en Argentinië leidt lithiumwinning tot waterschaarste en ecologische schade, vooral voor inheemse gemeenschappen.

In veel zuidelijke landen worden grote stukken landbouwgrond gebruikt voor biobrandstoffen, met verlies van voedselzekerheid tot gevolg. Uit onderzoek van Oxfam blijkt dat de gewassen die in 2022 werden gebruikt voor de wereldwijde productie van biobrandstoffen hadden kunnen voldoen aan de minimale basisenergiebehoefte van 1,6 miljard mensen als ze voor menselijke consumptie waren gebruikt.

Wanneer rijke landen of grote bedrijven hun klimaatdoelen niet halen, proberen ze dit vaak te compenseren door koolstofkredieten op te kopen van landen in het mondiale Zuiden – een maatregel die momenteel binnen de EU wordt besproken voor het halen van de Europese reductiedoelstellingen voor 2040.

“ Gemeenschappen worden opgeofferd voor de ongebreidelde groei van bedrijven en landen in het Noorden ”

Inmiddels worden hele bossen opgekocht en komen deze in handen van vliegmaatschappijen, modeketens of oliemaatschappijen zodat in het Noorden kan blijven worden geconsumeerd. De meeste grote luchtvaartmaatschappijen volgen beleid onder het wereldwijde CORSIA-programma dat vereist dat internationale vluchten gecompenseerd worden met koolstofkredieten. Een niet-gepubliceerde studie van de Europese Commissie uit 2021 wees echter uit dat dit beleid de klimaatinspanningen van Europa kan ondermijnen, en de klimaatimpact van vliegreizen "waarschijnlijk niet wezenlijk zal veranderen". Naast de onbewezen klimaatwinst worden deze koolstofkredietprojecten vaak gekenmerkt door sociale misstanden en mensenrechtenschendingen. Bovenstaande dynamiek creëert nieuwe sacrifice zones, waarin gemeenschappen worden opgeofferd voor de winst en ongebreidelde groei van bedrijven en landen in het Noorden. Klimaatkolonialisme is het resultaat: ‘groene groei’ voor sommigen, sociale en ecologische schade voor anderen.

Onrechtvaardige mondiale financiële structuren werpen daarnaast blokkades op voor de energietransitie van veel zuidelijke landen. Ze hebben beperkte toegang tot eerlijke financiering en zitten vast in onaflosbare en onrechtvaardige schulden. In 2023 ging slechts 2 procent van de wereldwijde investeringen in schone energie naar Afrika, terwijl het continent 85 procent van de mensen zonder elektriciteit huisvest. De zogenoemde Just Energy Transition Partnerships die westerse landen zijn aangegaan met onder meer Senegal, Zuid-Afrika en Indonesië zijn grotendeels gebaseerd op leningen in plaats van giften. Hierdoor stijgt de schuldenlast van ontwikkelingslanden verder. 

Internationale handelsverdragen beperken landen in het Zuiden in hun beleidsvrijheid. Multinationals gebruiken investeringsverdragen om via internationale arbitrage druk uit te oefenen op overheden die hun regelgeving willen aanscherpen of gemeenschappen willen beschermen. Meer dan de helft van zulke ISDS-zaken (Investor-State Dispute Settlement) heeft betrekking op grondstoffen, mijnbouw of energie. Ondertussen vloeit jaarlijks via belastingontwijking en transfer pricing miljarden weg uit zuidelijke landen. Het geld dat zij nodig hebben om hun eigen energietransitie te financieren, verdwijnt naar belastingparadijzen of aandeelhouders in het Noorden.

Onderzoek wijst uit dat ongeveer 92 procent van alle CO2-uitstoot sinds 1850 op het conto van rijke landen komt; dat vertaalt zich in een klimaatschuld van minstens 107 biljoen dollar. Deze klimaatschuld omvat de kosten van aanpassing aan klimaatverandering en schade en verliezen die ontwikkelingslanden lijden door extreme weersomstandigheden, stijgende zeespiegels, voedsel- en wateronzekerheid.

Wat betekent dit voor de Nederlandse politiek?

Als we kijken naar het transitiedebat in Nederland, dan staan we er op zijn zachtst gezegd niet goed voor. We zien bar weinig besef van de toenemende sociale en ecologische impact elders in de wereld van het huidige klimaatbeleid. Uit debatten over luchtvaart, industrie, landbouw en biobrandstroffen blijkt duidelijk: het geloof in ‘groene groei’ is nog steeds springlevend – ondanks het gebrek aan bewijs en onderbouwing. 

“ GroenLinks-PvdA houdt zich op de vlakte over groene groei ”

Dit geldt niet alleen voor partijen aan de rechterkant van het politieke spectrum. Terwijl de VVD schaamteloos een campagne is gestart onder het motto ‘Radicaal kiezen voor Groei’, houdt GroenLinks-PvdA zich op de vlakte over groene groei. In het concept-beginselprogramma Tijd voor solidariteit worden geen fundamentele keuzes gemaakt als het gaat om de koers van het klimaatbeleid. Rechtvaardigheid wordt met klem genoemd, maar dit lijkt zich met name te vertalen in rechtvaardigheid in eigen land: “de transitie moet betaalbaar blijven voor iedereen in Nederland.” Op het gebied van internationale rechtvaardigheid schiet het beginselprogramma tekort.

Dus wat moet er veranderen voor een daadwerkelijk rechtvaardige transitie naar een nieuwe economie? Een eerlijke energietransitie vraagt veel meer dan technologische oplossingen. Zij begint met de erkenning dat de energietransitie zich afspeelt binnen een wereldwijd economisch systeem dat nog steeds gekenmerkt wordt door koloniale praktijken – en dat hard inbeukt op de planetaire grenzen. 

Op internationaal vlak zullen er cruciale hervormingen nodig zijn in eigendomsverhoudingen, financieringsmechanismen en internationale handel, zodat landen in het mondiale Zuiden niet meer ten dienste staan van ongebreidelde economische groei in het Noorden. Rechtvaardigheid en mondiale solidariteit moeten het uitgangspunt vormen, niet een bijzaak. Dit vraagt om een kritische herbeoordeling van de systemen en prioriteiten die de wereldeconomie sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben gevormd. Twee landen die een just transition hoog op de agenda hebben staan, Brazilië en Zuid-Afrika, zijn de gastheren van respectievelijk de COP-klimaattop en de G20-top dit najaar. Daarmee liggen er hoopvolle kansen voor rechtvaardige klimaatactie.

Wat betreft nationale actie moet het grondstoffen- en energiegebruik in een land als Nederland flink naar beneden. Dit vraagt om een fundamenteel andere economische insteek, waarbij groei niet meer het uitgangspunt vormt. We zullen in Nederland gerichte keuzes moeten durven maken over welke industrie en welke bedrijven bij de economie van de toekomst passen, en welke niet. Dan kom je waarschijnlijk tot de conclusie dat materiaal- en energie-intensieve sectoren die nauwelijks bijdragen aan de brede welvaart zullen moeten worden afgeschaald. Dit kan bijvoorbeeld door het invoeren van een harde grens aan grondstoffenextractie.

Rechtvaardig klimaatbeleid betekent dus groene industriepolitiek, waarin duidelijkheid wordt geboden over uitfaseringsbeleid. Daarnaast moeten we de vraagzijde van de economie – onze consumptie – kritisch tegen het licht houden. Het meest recente IPCC-rapport stelt dat demand-based mitigation policies de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 40 tot 70 procent kunnen verminderen.

“ De rijkste 10 procent in Nederland stoot 9 keer meer uit dan de armste helft ”

Het aanpakken van overconsumptie begint met het erkennen van ongelijkheden in gebruik. Zo hebben we als Oxfam eerder aangetoond dat de rijkste 10 procent in Nederland 9 keer meer uitstoot dan de armste helft. In de door het vorige kabinet ontwikkelde Internationale Klimaatstrategie wordt de bevordering van duurzame productie en consumptie wereldwijd wel genoemd als pijler van beleid, maar blijven concrete doelen om emissies terug te dringen achterwege. De Groene Belastinggids, die dit voorjaar is gepubliceerd door CE Delft in opdracht van Oxfam Novib en Milieudefensie, doet op dit gebied wel een aantal concrete voorstellen: belastingmaatregelen die de grootste vervuilers en de superrijken raken en tegelijkertijd de belastingdruk voor de lage inkomens verlagen.

Naast bovenstaande stappen zullen er heel wat andere keuzes moeten worden gemaakt om de groeiafhankelijkheden in onze economie aan te pakken, zodat groei geen voorwaarde meer is voor het garanderen van maatschappelijk welzijn. We kunnen, juist nu ramingen laten zien dat de groeivooruitzichten voor de Nederlandse economie beperkt zijn, ervoor kiezen om onze samenleving en economie minder afhankelijk te maken van economische groei. Zoals terecht verwoord in het eerdergenoemde concept-beginselprogramma: “De klimaatcrisis dwingt ons tot een fundamentele herziening van onze economie.”

Het risico is groot dat in een eventuele formatie met partijen als VVD en CDA klimaatbeleid toch weer wordt vormgegeven vanuit de groene groei-gedachte en er niet genoeg wordt ingezet op de werkelijke systeemoplossingen die nodig zijn op zowel nationaal als internationaal vlak. Wij dagen GroenLinks-PvdA dan ook uit om weg te bewegen van de groene groei-belofte en aan die koers vast te houden tijdens zowel een eventuele formatie als in de oppositie. Afscheid nemen van het groei-kader vormt onmiskenbaar een breuk met het dominante economische denken in Den Haag. Maar uiteindelijk is het een kwestie van prioriteiten stellen. Beschouwen we planetaire grenzen en rechtvaardigheid – hier en elders – als onbetwistbaar, of blijven we vasthouden aan fabeltjes van voortdurende oneindige groei, puur omdat het systeem op dit moment zo is ingericht?

Kiezen voor het eerste voelt misschien radicaal of te gedurfd, maar als er iets is waar deze tijd om schreeuwt dan is het wel een politiek die vasthoudt aan haar idealen en gedurfde keuzes maakt. Een politiek die ons voorstellingsvermogen flink oprekt, waarbij er buiten de bestaande systeemkaders wordt gedacht én gehandeld. Tijd voor solidariteit, inderdaad, met een onbegrensde blik.