Sinds november is Mariëtte Patijn namens GroenLinks-PvdA woordvoerder arbeidsmigratie in de Tweede Kamer. Ze wil te vuur en te zwaard het leed van arbeidsmigranten bestrijden.
Ook zo genoten van dat eerste biertje op het terras? Hoe voelde het om met een frisse coupe de kapper te verlaten? Weer een museum binnen te stappen? Collega’s en vrienden in levenden lijve te zien?
Van de Westlandse kassen tot de Rotterdamse haven en de Limburgse aspergeteelt: steeds meer sectoren kampen, zelfs met het vrij verkeer van werknemers binnen de EU, met een dringend tekort aan personeel. Hoewel er buiten de EU mensen staan te popelen om in Nederland aan het werk te gaan, maken op dit moment vooral hoogopgeleide ‘expats’ kans op een werkvergunning. Hiermee blijven arbeidstekorten in stand en wijken ‘niet-kennismigranten’ uit naar gevaarlijke smokkelroutes. Hoog tijd voor een nieuw arbeidsmigratiebeleid.
Het is moreel verdedigbaar om arbeidsmigranten van buiten de EU tijdelijk en onder strikte voorwaarden minder rechten te geven dan burgers in het gastland. Hierdoor zullen landen namelijk bereid zijn om méér arbeidsmigranten toe te laten, stelt migratiedeskundige Martin Ruhs. Want of we het nu leuk vinden of niet: aan veel rechten hangt een prijskaartje. “Als die prijs tijdelijk omlaag gaat, krijgen meer mensen de kans op een beter leven.”
In 1977 schreef de Politieke Partij Radikalen, de ‘vrolijk linkse’ voorloper van GroenLinks, in het verkiezingsprogramma: “Nederland kan geen immigratieland zijn”. De PPR was met name kritisch over arbeidsmigratie. Zeventien jaar later, in 1994, schreef GroenLinks: “Nederland ís al een immigratieland”. En in 2006 stelde de partij dat het gemakkelijker moest worden voor arbeidsmigranten om tijdelijk in Nederland te komen werken. Hoe is deze radicale verandering in het linkse denken over arbeidsmigratie te verklaren?
Als de vergrijzing en krimp in Europa aanhouden en de economie blijft groeien, hebben we ook de komende dertig jaar arbeidsmigranten uit EU-lidstaten én daarbuiten nodig. Reden voor GroenLinks om te werken aan een menswaardig arbeidsmigratiebeleid dat recht doet aan zowel de economische en sociale praktijk als aan de waarden van de partij.
Het ideaal dat iedereen binnen Europa zou kunnen reizen, wonen en werken in gelijkwaardigheid, lijkt gepaard te gaan met een ‘race naar het afvoerputje’. Sectoren met tekorten (land- en tuinbouw, vleesindustrie, de bouw) halen veelal Oost-Europese arbeidsmigranten binnen. Ze belanden in Nederland in een schimmige industrie waar koppelbazen en uitzendbureaus de dienst uitmaken. Zowel Europeanen als niet-Europeanen betreden onze arbeidsmarkt; in het slechtste geval worden zij werknemers zonder de rechten, voorzieningen en minimumlonen die voor andere werkenden wel gelden. Wat is een fatsoenlijk minimum voor arbeidsmigranten? Welke rol speelt de Europese Unie daarin? Wat moet Nederland – als ontvangend land – beter op orde krijgen als zij gedetacheerde werknemers ontvangt?
Beiden zijn zeer succesvolle politici in relatief onzichtbare instituties, beiden zetten zich met hart en ziel in voor een humaner asiel- en migratiebeleid, en beiden zwaaien de komende maanden af: Judith Sargentini als Europarlementariër en Tineke Strik als fractievoorzitter van GroenLinks in de Eerste Kamer. Alleen wacht Strik direct een nieuw politiek avontuur: ze volgt Sargentini op als nummer twee op de lijst voor het Europees Parlement. In het Amsterdamse filmtheater EYE blikken Strik en Sargentini op verzoek van de Helling terug én vooruit.
In Nederland zijn – zelfs met het vrij verkeer van werknemers binnen de EU – een groot aantal sectoren die kampen met een structureel tekort aan personeel. Het gaat hier niet alleen om hooggeschoold werk maar ook om praktisch geschoold werk en banen met weinig instroomeisen (denk aan heftruckchauffeurs, schoonmakers en aspergestekers). Als gevolg van de energietransitie zal de vraag naar praktisch geschoold personeel de komende jaren enkel groeien. In 2018 berekende de SER dat het klimaatakkoord zorgt voor 42.000-78.000 nieuwe voltijdsbanen (terwijl in de fossiele sector maar 6.000-11.000 banen verdwijnen). Er zijn buiten de EU genoeg mensen die dit werk willen doen. Toch is het voor deze groep op dit moment moeilijk om een directe werkvergunning te krijgen.
In Nederland kampen veel sectoren – zelfs met het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie (EU) – met een structureel tekort aan personeel. Het gaat hier niet alleen om hooggeschoolde banen in de informatietechnologie en de financiële sector, maar juist ook om praktisch geschoold werk in bijvoorbeeld de landbouw-, schoonmaak- of logistieke sector. Hoewel er buiten de EU genoeg mensen zijn die dit werk willen doen, is het voor derdelanders (mensen van buiten de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland) moeilijk om een werk-vergunning te krijgen. Het gevolg: personeelstekorten aan de ene kant en on-gereguleerde migratie en kansarme asielaanvragen aan de andere kant.