Naar aanleiding van artikelen van Mient Jan Faber (het gezicht van de anti-kernwapenbeweging in de jaren '80) en Jan Gruiters (directeur van PAX, voorheen PaxChristi) over de houdbaarheid van het pacifisme stelt Gied ten Berge dat waar mensenrechten 'te vuur en te zwaard' worden ingevoerd, ze maar al te gauw mee de afgrond in gaan. In het rijk van het geweld regeert immers de leugen aan alle kanten, goede bedoelingen gaan er aan flarden, aldus Gied ten Berge.
GroenLinks is de partij die nadenkt over en zorgt voor structurele, duurzame en creatieve oplossingen voor problemen die iedereen raken. Het verkiezingsprogramma van GroenLinks van 2012 verwoordt mijn ambities, idealen en denkbeelden. GroenLinks is daarin realistisch, eerlijk en slim.
De vorming van een kabinet met GroenLinks liep stuk op de onwil van CDA en VVD om vluchtelingen op te vangen in Nederland. Deze twee partijen vinden het Vluchtelingenverdrag ‘niet meer van deze tijd’. Daarmee stellen ze de mensenrechten in de waagschaal, terwijl ze het migratievraagstuk niet oplossen.
Het partijgesprek over militaire interventies werd uitgebreid gevoerd op onze website. Taalwetenschapper en communicatiedeskundige Anna Lohfink analyseerde het debat in de reacties, blogs en artikelen op de website.
Goedkope kleding of een einde aan dwangarbeid in China? Servië en Albanië bij de EU of accepteren dat China in deze landen aan invloed wint? Het buitenlandbeleid moet grondig op de schop en dat betekent onvermijdelijk keuzes maken – soms pijnlijke.
Bij het streven van GroenLinks naar een meer inclusieve, sociale en duurzame samenleving past het de partij de oorspronkelijke betekenis van emancipatie van achtergestelde groepen te omarmen en zich verre te houden van identiteitspolitiek. Waar emancipatie streeft naar maatschappelijke verandering en gelijkwaardige opname van de groep in de samenleving, zet identiteitspolitiek zich nadrukkelijk af tegen anderen. Identiteit is in deze zin niets anders dan stagnerende emancipatie.
Als ik in de stad mensen zie lopen met in beide handen enorme tassen van de Primark, bekruipt mij een machteloze kwaadheid. In plaats van ze toe te schreeuwen: ‘doe dat nou níet’, loop ik gegeneerd verder. Ik voel me een anachronistische activist, die niet begrijpt dat er mensen zijn die iedere week iets nieuws willen kopen en dragen, als uitdrukking van onze vrijheid - bijna als mensenrecht. Zelfonderzoek leert dat ik nog gevormd ben door de gedachte dat kleding een gebruiksartikel is en geen verbruiksartikel.
Premier Rutte was overduidelijk trots toen hij in september tijdens de VN-klimaatweek in New York vertelde dat Nederland maar liefst 600 miljoen euro uitgeeft aan het tegengaan van klimaatverandering. Deze blijde boodschap ging gepaard met een dringende oproep aan andere landen om zich net zo voorbeeldig te gedragen als Nederland, dat als ‘kleine speler’ in zijn eentje geen verschil kan maken. Voor het gemak liet Rutte maar achterwege dat zijn regering meer dan het dubbele, namelijk 1,5 miljard, uitgeeft aan het ondersteunen van bedrijven die wereldwijd geld verdienen in de fossiele industrie.
De verleidelijke modewereld kent een paar onprettige bijkomstigheden. Zo is de textielindustrie een van de grootste vervuilers ter wereld. Enorme hoeveelheden goedkope kleren worden tegen hoge milieu- en ethische kosten geproduceerd. En dat met een snelheid die in nog geen vijftien jaar is verdubbeld. Het productiemodel, dat uitgaat van ’nemen, maken, weggooien’ is rijp voor een transformatie. Zijn we in 2049 klaar voor een circulaire textieleconomie?
Het ideaal dat iedereen binnen Europa zou kunnen reizen, wonen en werken in gelijkwaardigheid, lijkt gepaard te gaan met een ‘race naar het afvoerputje’. Sectoren met tekorten (land- en tuinbouw, vleesindustrie, de bouw) halen veelal Oost-Europese arbeidsmigranten binnen. Ze belanden in Nederland in een schimmige industrie waar koppelbazen en uitzendbureaus de dienst uitmaken. Zowel Europeanen als niet-Europeanen betreden onze arbeidsmarkt; in het slechtste geval worden zij werknemers zonder de rechten, voorzieningen en minimumlonen die voor andere werkenden wel gelden. Wat is een fatsoenlijk minimum voor arbeidsmigranten? Welke rol speelt de Europese Unie daarin? Wat moet Nederland – als ontvangend land – beter op orde krijgen als zij gedetacheerde werknemers ontvangt?