Handelsoorlogen lijken terug van weggeweest. President Trump schuwt het tarievenwapen niet en weet in korte tijd ruzie te maken met Mexico, Canada, China en de EU. Dit na een lange periode waarin consensus leek te bestaan dat internationale handel goed is voor de economie en dus voor iedereen. Vrije en eerlijke handel is een van de eerste doelstellingen van de EU, vastgelegd in Artikel 3 van het Verdrag van Lissabon. Binnen de Europese Commissie is DG Handel (het Handelsministerie van de EU) een van de machtigste onderdelen van het EU-ambtenarenapparaat.
Zelfs China sprak zich de afgelopen jaren steeds meer uit voor vrijhandel, zich realiserende dat het daarvan profiteert. Tot nu toe leidde de brede consensus dan ook altijd tot pro-handel conclusies. Tot Trump ten tonele verscheen... Achter deze brede politieke consensus woedt al langer een maatschappelijke discussie over vrijhandel. Vertaald in eigentijdse termen zou je kunnen stellen dat de politieke elite en mainstream media de brede consensus over vrije handel lang hebben overschat en het debat erachter onderschat.
Na de Val van de Muur in 1989 verschoof het hele politieke spectrum in de richting van meer marktwerking, een kleinere overheid en een geloof dat vrijhandel alleen winnaars kent. Politici die begonnen aan een nieuwe grootschalige handelsronde van de WTO in Seattle in 1999 hadden het verzet tegen ongebreideld geloof in de positieve effecten van meer globalisering en vrijhandel onderschat, met de ‘Slag van Seattle’ tot gevolg.
De bezwaren van anders-globalisten in Seattle tegen de toenemende macht van multinationals, private winsten die publieke belangen overschaduwen en de impact van handelsregels op democratische zeggenschap, staan nog steeds pal overeind. De multilaterale handelsagenda kwam in zwaar terecht. Steeds assertievere opkomende economieën en ontwikkelingslanden in combinatie met een agressieve landbouwlobby uit de VS en de EU stonden mondiale afspraken over vrijere handel in de weg. Sinds het falen van de Doha-ronde lijkt een multilateraal handelsakkoord nu verder weg dan ooit.
Nieuw verzet
Hoewel de WTO weinig vooruitgang heeft geboekt sinds 1999, is de politieke wens van regeringen voor meer vrijhandel er niet minder om geworden. Door het falen van de multilaterale handelsagenda gingen de verschillende handelsblokken op zoek naar bilaterale en regionale handelsovereenkomsten. Bilaterale handelsovereenkomsten tussen EU-landen en ontwikkelingslanden bestaan al langer, met name om oud-koloniën preferentiële toegang te bieden tot de Europese markt.
Maar sinds de Cotonou Overeenkomst uit 2000 wordt meer en meer ingezet op wederkerige handelsovereenkomsten; de zogenaamde Economic Partnership Agreements (EPA’s). Oftewel: markttoegang moet aan beide kanten worden geregeld. Dit is ook de voornaamste reden dat EPA’s op veel verzet stuiten: ontwikkelingslanden worden gedwongen hun markten te openen, wat een ongelijke macht voor Europese bedrijven oplevert aangezien zij met veel meer kapitaal de productie in de ontwikkelingslanden kunnen overnemen, wat lokale economische ontwikkelingen totaal verstoort. Linkse en groene partijen hebben tot nu toe dan ook altijd tegen EPA’s gestemd.
Maar onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden begonnen het afgelopen decennium ook tussen de EU en de grote en rijke handelsblokken zoals de VS, Japan, Canada, Zuid-Korea en Singapore. In 2013 sprak President Obama de wens uit om tot een bilateraal handelsakkoord tussen de VS en de EU te komen: TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership).
Daarmee zou TTIP een eerste verdrag worden tussen twee economisch gelijkwaardige grootmachten. De ambitie daarbij ging verder dan traditionele handelsakkoorden die erop gericht waren om tariefmuren af te schaffen. De tarieven waren immers al laag tussen de VS en EU. De grootste winst zou moeten komen van het afbouwen van andere niet-tarifaire handelsbelemmering zoals product-eisen, en toelatingsprocedures.
Chloorkip
Wat de één beschouwt als een handelsbelemmering, is voor de ander een essentieel stuk consumentenbescherming. Van de in TTIP voorgenomen handelsafspraken over de kleur van elektriciteitsdraden lag niemand wakker. Maar veiligheidseisen voor auto’s harmoniseren is ingrijpender: in de VS wordt vooral ingezet op veiligheid van de bestuurder (dus steeds stevigere voorkanten die botsingen kunnen overleven), terwijl in de EU juist ook wordt nagedacht over de veiligheid van de voetganger (dus inzet op meebuigende motorkappen).
Wat als de Amerikaanse auto met harde voorkant ook op de Europese wegen mag komen? Deze zorgen zijn nog groter als het gaat om afspraken rond voedselkwaliteit, zoals hormoonvlees en de beruchte chloorkip. De plannen om investeerders een instrument te geven om overheden aan te klagen indien handelsregels niet werden nageleefd, droeg extra bij aan het verzet tegen TTIP. Dit zogenaamde Investor-State Dispute Mechanism zou er in de praktijk toe kunnen leiden dat lokale, nationale of Europese wetten worden afgezwakt of vertraagd uit angst voor schadeclaims van grote bedrijven.
Met TTIP liet de sluimerende maatschappelijke onvrede die we in Seattle zagen, opnieuw zijn gezicht zien. Het simplistische klassieke beeld dat vrijhandel het bruto nationaal product verhoogt en dus goed is, werd niet langer voor zoete koek geslikt. De dogmatische voorstanders van vrijhandel bleken nauwelijks in staat om fundamentele vragen te beantwoorden.