‘Eigendom is diefstal’, zei ooit de negentiende eeuwse socialist en anarchist Pierre Joseph Proudhon. Een hardere vloek kan men zich in de vrije markteconomie nauwelijks voorstellen. Zonder eigendomsrechten valt er immers niets te verdienen aan een product of zaak.
In Nederland zijn – zelfs met het vrij verkeer van werknemers binnen de EU – een groot aantal sectoren die kampen met een structureel tekort aan personeel. Het gaat hier niet alleen om hooggeschoold werk maar ook om praktisch geschoold werk en banen met weinig instroomeisen (denk aan heftruckchauffeurs, schoonmakers en aspergestekers). Als gevolg van de energietransitie zal de vraag naar praktisch geschoold personeel de komende jaren enkel groeien. In 2018 berekende de SER dat het klimaatakkoord zorgt voor 42.000-78.000 nieuwe voltijdsbanen (terwijl in de fossiele sector maar 6.000-11.000 banen verdwijnen). Er zijn buiten de EU genoeg mensen die dit werk willen doen. Toch is het voor deze groep op dit moment moeilijk om een directe werkvergunning te krijgen.
Dankzij de Europese ecodesignrichtlijn worden onze apparaten steeds energiezuiniger. Volgens dezelfde aanpak moet de verspilling van grondstoffen worden teruggedrongen. Eurocommissaris Timmermans moet zich over zijn weerzin tegen nieuwe regels heen zetten als hij echt een circulaire economie wil.
Technologische vooruitgang gaat gepaard met veel onzekerheden. Beslissingen over deze complexe problemen vallen tussen politiek en wetenschap. Dit leidt tot onduidelijkheid en onvrede.
De bouwsector staat voor een enorme opgave. Tussen nu en 2025 zijn er in de wereld een miljard nieuwe huizen nodig. Tegelijk heeft de bouwsector een enorme impact op het milieu – in Nederland alleen al is de bouw verantwoordelijk voor 50 procent van het grondstoffenverbruik, 40 procent van het totale energieverbruik, 30 procent van het waterverbruik en 35 procent van de CO2-uitstoot.2 Die twee feiten samen laten maar één conclusie toe: dit is niet houdbaar.