De meeste Nederlanders beseffen wel dat een opwarmende aarde en een stijgende zeespiegel een bedreiging vormen voor ons laaggelegen land. Maar waarom kunnen we niet doorgaan met het verhogen van dijken en dammen? Daar zijn we toch goed in?

“Het probleem is dat we de stijging van de zeespiegel niet alleen merken aan de kust. We hebben ook nog grote rivieren, die moeten afstromen naar de zee. Ze kunnen niet door een kuil stromen en dan weer omhoog. Dus als de zeespiegel stijgt, stijgt ook het peil in de rivieren. Het getij van de Noordzee beïnvloedt nu al de waterstand van de rivieren tot aan de lijn Utrecht – Den Bosch; die lijn schuift verder naar het oosten naarmate de zeespiegel stijgt. De zee komt als het ware steeds verder ons land binnen.

Maarten Kleinhans
Maarten Kleinhans. Foto: Herman Wouters.

Als je het insnoeren van het water als enige remedie ziet, moet je dus over een steeds grotere lengte van de rivieren de dijken ophogen. Dat zal op veel verzet stuiten, omdat dijkverhoging onherroepelijk ook dijkverbreding is. En flink ook, want dijken hebben een flauwe helling nodig. Anders loopt er te veel kwelwater onderdoor en breken ze door.

Dit probleem wordt verergerd doordat het hoogteverschil tussen het rivierpeil en het land toeneemt. Terwijl de zeespiegel stijgt en de rivieren meestijgen, is het land aan het dalen. De zeespiegelstijging aan het einde van deze eeuw zou zomaar twee centimeter per jaar kunnen zijn, in het extreme scenario. Maar nu al daalt de bodem op sommige plekken met twee centimeter per jaar. Naarmate het hoogteverschil tussen rivier en land groeit, neemt ook de waterdruk toe. Op een gegeven moment gaat het kwelwater met een rotgang onder de dijk door. Je krijgt dus te maken met water van onderen, water van bovenstrooms, water van zee en ook nog eens water van boven als er een flinke plensbui valt. Het houdt een keer op. Alle rivierdijken blijven verhogen en verbreden – het gaat om duizenden kilometers – is niet realistisch.”

Is meebewegen met het water het alternatief? 

“Het is iets wat we óók moeten doen. Een stad als Rotterdam gaan we niet even verplaatsen, maar op andere plekken kunnen we nu al meebewegen. Het betekent ook dat we accepteren dat er gebieden zijn die een deel van het jaar nat zijn. Die moeten we anders inrichten.”

Wat gaat er dan precies veranderen?

“We moeten onderscheid maken tussen het bovenstroomse deel van de rivieren, het benedenstroomse deel en de kust. Het begint bij onze oosterburen, want het meeste rivierwater komt uit Duitsland. Hoe sneller het water daar van de hellingen afloopt, naar de rivieren, hoe hoger de hoogwaterstanden hier. Om het water beter vast te houden, moeten we de Duitsers helpen met natuurherstel. Natuur vergroot de sponswerking van de bodem. Er zijn al wel grensoverschrijdende projecten uitgevoerd, bijvoorbeeld voor de Overijsselse Vecht, maar aan de samenwerking met Duitsland en andere Europese landen moet veel harder getrokken worden.

In eigen land, bovenstrooms van de lijn Utrecht – Den Bosch, kunnen we hoge waterstanden nog een beetje dempen door de rivieren meer ruimte te geven. We hebben tussen 2006 en 2019 het programma Ruimte voor de Rivier gehad. Dat was heel succesvol. Het heeft meer veiligheid, meer ruimtelijke kwaliteit en meer natuur opgeleverd, waarbij lokale gemeenschappen inspraak hadden. Het landinwaarts verleggen van dijken om flessenhalzen in de rivieren weg te werken was wel omstreden, omdat je daarmee ruimte voor intensieve landbouw en bewoning opgeeft, maar het is verreweg de meest elegante methode om te voorkomen dat het rivierwater zich opstuwt. Het verlaagt de hoogwaterpieken tot tientallen kilometers stroomopwaarts.

Voor het benedenstroomse rivierengebied heeft deze aanpak geen zin, want daar stuit je zoals gezegd op de zee. Hier moeten we op een andere manier meebewegen met het water: door vaker nattigheid te accepteren, óók binnendijks. Het gaat om kwelwater dat onder de rivierdijken doorsijpelt, maar ook om water van plensbuien, die door de opwarming van de aarde heviger worden. Dat water stroomt niet weg – daar liggen de polders te diep voor – en het wordt steeds moeilijker om het weg te pompen.

Meer nattigheid heeft gevolgen voor het landgebruik. Je moet in laaggelegen polders geen woningen gaan bouwen. Veeteelt zou nog kunnen, maar alleen extensief. We kunnen best met minder vee toe, want twee derde van het vlees dat we produceren is voor de export en we eten er in Nederland zelf ook te veel van. Dus we hebben echt niet meer dan een tiende van de huidige veestapel nodig. Ik hoop dat boeren steun zullen krijgen om op de drassige bodems een ander soort landbouw te ontwikkelen. Het telen van vezelgewassen bijvoorbeeld. Sommige boeren zijn daar al mee bezig. Het gaat om plantensoorten, zoals lisdodde, die van nature thuishoren in deze gebieden, want het waren ooit kustmoerassen. Vezelgewassen kunnen we verwerken tot natuurlijke bouwmaterialen, die koolstof vastleggen in plaats van uitstoten.

Ik zou ook graag zien dat er in de nattere gebieden meer natuur komt. Want het gaat nu bar slecht met de vogels en andere soorten die in deze gebieden thuishoren. Als je natuurherstel pleegt, groeit de biodiversiteit snel, en daarmee ook de vastlegging van koolstof. Dat zagen we bij Ruimte voor de Rivier.

“ Het belang van sediment als natuurlijk kapitaal mag niet onderschat worden ”

Ook aan de kust moeten we meebewegen met het water. Als je bij een stijgende zeespiegel de natuurlijke processen hun gang laat gaan, zal de kustlijn zich landwaarts verplaatsen. Het water spoelt af en toe over de duinen heen, maar verderop ontstaan weer nieuwe duinen. Aan de staarten van de Waddeneilanden zie je dat nu van nature gebeuren. Het zou erg gunstig zijn als we toelaten dat de eilanden in hun geheel verschuiven. Want wanneer de Waddenzee als het ware een beetje wordt samengedrukt, heb je genoeg sediment om mee te groeien met de zeespiegelstijging. Het belang van sediment als natuurlijk kapitaal mag niet onderschat worden. Wadplaten en kwelders dempen de energie van golven en stormen. Daarmee kunnen we meters aan kostbare dijkverhoging uitsparen. 

Voor de bewoners is het natuurlijk niet fijn als de Waddeneilanden gaan ‘wandelen’. We zouden hen moeten helpen om hun dorpen te verplaatsen. In het verleden was dat heel normaal, ook aan de westkust. Je wilt niet weten hoe vaak bijvoorbeeld Egmond aan Zee is verdwenen. Het werd dan even verderop weer opgebouwd. Maar leuk is anders.

Ook de Hollandse duinenrij heeft meer natuurlijke dynamiek nodig. Er is wel protest tegen het maken van kerven in de duinen – uit onbegrip, denk ik –, maar het is een goede ingreep. Omdat de wind zand door deze openingen blaast kunnen de duinen landinwaarts groeien. Ook voor de natuur is dat goed; er komen allerlei soorten terug die thuishoren in het duingebied. Een vastgezette duinkust zonder zulke stuifsleuven is vragen om ellende, want die gaat afkalven bij een zware stormvloed, en daar komt de zeespiegelstijging bovenop. Op enig moment donderen de duinen in elkaar.”

Wat betekent deze aanpak voor de steden in het westen van Nederland?

“Hele steden kun je niet zomaar verplaatsen. Die moet je dus droog proberen te houden. Het is ondoenlijk om alle bestaande bebouwing op te hogen of te laten drijven. Daarom zie ik geen andere oplossing dan het bouwen van ringdijken rond die steden. Voordeel daarvan is dat je de bestaande, grotere dijksystemen niet meer zo veilig hoeft te houden. Het betekent wel dat je uit moet kijken met het bouwen aan de randen van steden en in nieuwe dorpjes. Daar kan de overheid haar zorgplicht op termijn niet meer waarmaken.”

Kunnen ringdijken de steden in West-Nederland tot ver in de volgende eeuw beschermen, of moeten we ze uiteindelijk opgeven?

“Dat is de grote vraag. Het hangt ervan af hoe hoog die steden liggen. De hogere delen van Den Haag bijvoorbeeld liggen op een strandwal, de lagere delen kampen met bodemdaling. Of we laaggelegen wijken droog houden, hangt bovenal sterk af van de hoogte en het tempo van de zeespiegelstijging. Nederland heeft dus gigantisch veel belang bij het tegengaan van klimaatverandering. Daar moeten we andere landen in meekrijgen, onder meer door ontwikkelingshulp te bieden. Helaas lijkt de Nederlandse politiek doof voor deze boodschap. Het is te bizar voor woorden wat we nu aan het doen zijn: we graven ons eigen zeemansgraf.”

Houden we nog voldoende plek over voor wonen en werken als we gaan meebewegen met het water?

“Bijna de helft van onze grond gebruiken we voor het telen van vee en veevoer. Zoveel vee hebben we echt niet nodig, dus daar valt veel ruimte te winnen, ook in hoger gelegen delen van het land die nog geschikt zijn voor bebouwing. Ook daar moeten we overigens klimaatbestendig bouwen, rekening houdend met zowel wateroverlast als droogte. 

“ Jongeren vragen zich af wat ze überhaupt nog op deze planeet komen doen ”

Daarnaast moeten we de vraag durven stellen: hoe luxe willen we wonen? Huizen met een tuin voor en achter en een auto voor de deur, dat is niet meer houdbaar in dit land. Het doet vast pijn om dat op te geven, maar als je ziet waar jongeren nu mee worstelen: die vinden helemaal geen huis. Ze zien dat de klimaatcrisis niet wordt opgelost en vragen zich af wat ze überhaupt nog op deze planeet komen doen. We moeten hun zorgen serieuzer nemen. Als we genoegen nemen met minder ruimte en luxe, kunnen we sneller aan iedereen een dak boven het hoofd bieden.”

Maarten Kleinhans
Maarten Kleinhans. Foto: Herman Wouters.

Jouw oplossing heeft ingrijpende gevolgen voor boeren en andere plattelandsbewoners. Ben je niet bang dat je mensen naar de tegengestelde oplossing drijft: een tweede zeewering voor de kust, van Walcheren tot Den Helder?

“Zo’n enorme dam voor de Hollandse kust, daar wordt inderdaad fanatiek voor gelobbyd. Maar ik zie het er niet van komen. Zo’n dam houdt stormvloeden wel tegen, maar de rivieren kunnen niet langer vrij afstromen naar zee. Je maakt de natuur achter de dam hartstikke dood. Je helpt de economie van Rotterdam om zeep: hoe komen de schepen nog in de haven? 

Elke sluisdeur in de dam schept een enorm faalrisico. Dat geldt ook voor de gigantische pompen die het rivierwater dat zich verzamelt in het kustmeer achter de dam naar de Noordzee zouden moeten malen – duizenden kubieke meters per seconde. En het geldt voor de elektriciteitscentrales die de energie moeten leveren voor de pompen. Als er één element in dat complexe systeem faalt – de dam, de sluis, de pompen of de stroomvoorziening – loopt een groot deel van Nederland onder water en valt de schade niet te repareren.

Je moet in deze tijden van hoogoplopende geopolitieke spanningen niet alleen rekening houden met technische mankementen, maar ook met sabotage door terroristen of vijandige landen. Dat pleit voor een systeem van waterbeheer waarmee we ons niet afhankelijk maken van één oplossing. Een systeem waarbij we ons aanpassen aan het water waar dat mogelijk is, en meerdere verdedigingslinies opbouwen waar dat nodig is. Dat deed men vroeger ook al. Rivierdijken kunnen ook doorbreken, of opgeblazen worden, maar dan hebben we nog altijd andere dijken die door het hele landschap lopen, en wat mij betreft ook ringdijken om de steden. Door deze compartimentering beperk je het gebied dat overspoeld wordt. Zo’n systeem is veel robuuster.

“ Die dam voor de kust is je reinste megalomanie ”

Kortom, die dam voor de kust is geen oplossing. Het lijkt een prachtig plan, tot je het echt wilt gaan uitvoeren. Dan blijkt het een onbetaalbare technofix, je reinste megalomanie. Omdat dit plan suggereert dat we alles kunnen oplossen zonder gedoe in onze eigen achtertuin, leidt het ertoe dat we onszelf klemzetten.”

Het kabinet-Schoof heeft ‘water en bodem sturend’ losgelaten als uitgangspunt voor de ruimtelijke ordening. Wat vind je daarvan?

“Dit kabinet heeft de Kamerbrief van het vorige kabinet niet begrepen. De boodschap was niet zozeer dat water en bodem sturend moeten zijn, maar dat ze hoe dan ook gáán sturen – op een ongewenste manier als we doorgaan op de oude voet. In de Kamerbrief stonden drie basisprincipes geformuleerd: dat je de ellende niet moeten afwentelen op je buren, op toekomstige generaties of van privaat naar publiek. Dat is het huidige kabinet dus keihard wél aan het doen. Die principes draaien eigenlijk gewoon om beschaving. Het is toch niet te filmen dat we ze loslaten?

Het gevolg is dat we blijven bouwen op de verkeerde plekken, zoals in de Zuidplaspolder nabij Rotterdam, waar zich het laagste punt van Nederland bevindt. Als daar een nieuw dorp verrijst, met de bijbehorende infrastructuur, wordt het veel moeilijker om de polder te gebruiken voor het opvangen van water in natte periodes. Terwijl we dat water hard nodig hebben in periodes van droogte. Waterschappen snappen de noodzaak van dit soort ruimtelijke inrichting wel, maar de huidige regering zet hen in de kou. Ze legt een hypotheek op de toekomst.”

Moeten we goede vrienden blijven met de Duitsers, voor het geval ons land in zee verdwijnt?

“Dat lijkt me sowieso verstandig. Alleen al omdat wij hun afvoerputje zijn. We hebben Duitsland nodig om de afvoer van rivierwater te vertragen, zoals ik al aangaf. En inderdaad, het is helemaal geen gekke gedachte dat we op den duur naar Duitsland migreren. We mogen hopen dat ze dan klimaatvluchtelingen toelaten. 

“ Het is helemaal niet leuk meer in het Nederland van de volgende eeuw bij vijf meter zeespiegelstijging ”

De vraag is: hoe snel stijgt de zeespiegel en hoeveel meter kunnen we aan? Zelf ga ik ervan uit, gezien het tempo van de klimaatverslechtering, dat ons land in 2100 met bijna twee meter zeespiegelstijging rekening moet houden, dus dat gaat best hard. Vorig jaar zei een waterbouwer van het ministerie: vijf meter kunnen we wel bolwerken en we hebben eigenlijk nog geen grens ontdekt aan wat we aankunnen. Als je het geloof in maakbaarheid zover doordrijft ben je niet goed bij je hoofd. Denk alleen al aan de gigantisch brede dijken die we dan over dorpen heen moeten aanleggen, met alle kwel die eronderdoor stroomt. Wie gaat ze onderhouden? Waar halen we de bouwmaterialen vandaan? Wat gaat het allemaal kosten? Zijn we tegen die tijd nog welvarend genoeg om de kosten op te brengen? Ons landschap raakt hoe dan ook op grote schaal verpest als het zo hard gaat. Het is helemaal niet leuk meer in het Nederland van de volgende eeuw bij vijf meter zeespiegelstijging. Mijn advies zou dan zijn: tijdig wegwezen.”

Lees ook de reacties van Jasper Groen (Water Natuurlijk waterschap Amstel, Gooi en Vecht) en Saskia Boelema (D66-gedeputeerde Noord-Brabant) op dit interview. Deze artikelen maken deel uit van het dossier 'Water: te veel, te weinig en te vies', een coproductie van tijdschrift De Helling en Idee, het tijdschrift van de Mr. Hans van Mierlo Stichting van D66.