De corona-lockdown liet het begin van een nieuwe werkelijkheid zien. En dan heb ik het niet over de anderhalvemetersamenleving. Waar wetenschappers tot voor kort regelmatig publiek en politiek werden afgeserveerd, werden ze ineens de vrijwel onbetwiste leiders van de intelligente lockdown. Politici in coalitie en oppositie overstegen partijlijnen. Op basis van beperkte kennis en in een constructief debat loodsten ze het volk door de crisis. Het eigen gelijk telde even niet.
Al snel na het uitbreken van de coronacrisis stonden commentatoren massaal klaar met voorspellingen over hoe de wereld er na ‘corona’ uit zal zien. Als we echter kijken naar wat we weten over de politieke effecten van pandemieën, dan past ons bescheidenheid wat dergelijke voorspellingen betreft.
Het neoliberalisme heeft zijn beste tijd gehad. Deze boodschap lazen we de afgelopen tijd overal terug. De coronapandemie zou definitief het einde betekenen voor een economische ideologie die decennialang onze samenleving heeft gedomineerd.
Of we dat nu willen of niet: ‘smart’ technologie is een belangrijk onderdeel geworden van ons leven. Nu de programma’s voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 worden opgesteld, is het daarom van belang dat gemeentes een visie en beleid op technologie ontwikkelen. Hoe verbinden we technologie met goed bestuur, met democratie, met participatie? GroenLinks Utrecht doet een voorzet. Rico Brouwer, de nummer drie van de Piratenpartij, reageert.
In het hele land stappen iedere bestuursperiode weer raadsleden, fractievoorzitters, wethouders en burgemeesters op die achteraf spreken van een ‘verziekte’ sfeer of zelf onder vuur liggen vanwege verstoorde verhoudingen in het gemeentebestuur. Nu zijn conflicten, vertrouwensbreuken en ruwe gewoonten niets nieuws in de lokale politiek. Problematisch is het als deze een negatieve bestuurscultuur
In vijf nieuwe gemeenten in het noorden van het land scoorde GroenLinks opvallend goed. Wat is het geheim, en wat kunnen andere afdelingen leren van de Groningse en Friese ervaringen tijdens de collegeonderhandelingen? Lokale wortels, ogen en oren in alle dorpen, en werken aan je ‘gunfactor’, vier jaar lang. “De campagne begint de dag na de verkiezingen.”
De coronaperiode heeft sociale schade veroorzaakt. Het is tijd om de scherven op te rapen. Zeker waar het gaat om kansenongelijkheid. Aldus Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, in de bevlogen toespraak die hij hield op het recente GroenLinks-congres. Putters benoemt drie rookgordijnen die het zicht belemmeren op de echte ongelijkheid in ons land. Hij schetst ook oplossingen.
De situatie op de woningmarkt wordt steeds nijpender: het woningtekort loopt snel op, kopen wordt moeilijker, de segregatie in wijken neemt snel toe. En de overheid reageert met een laissez-faire beleid, stelt prof. dr. Peter Boelhouwer, hoogleraar Housing systems aan de TU Delft. Zijn hoop is gevestigd op lokaal beleid.
Drie jaar decentralisaties in het sociale domein brachten ons nabijheid van en maatwerk in de zorg. Maar ook een tekort aan professionaliteit, democratie en solidariteit, en onterecht een leidende rol voor het povere beleidsideaal van zelfredzaamheid.
Burgers willen meepraten en bestuurders willen inspraak geven. Tegelijkertijd verlangen burgers van bestuurders dat deze hun verantwoordelijkheid nemen, daadkracht tonen en ingewikkelde kwesties niet afschuiven. Waar ligt die grens tussen besluitvaardigheid en participatie? Oftewel: wanneer is er genoeg geluisterd en moeten bestuurders gewoon de knoop doorhakken?