Er is sprake van een wooncrisis, ook in Amsterdam. Voor een sociale huurwoning is de gemiddelde wachttijd 14 jaar en huren in het middensegment rijzen de pan uit: een prijs van 1500 euro per maand voor een appartementje is niet ongebruikelijk. Het is hoog noodzakelijk dat we de middenhuur gaan reguleren, er meer sociale huurwoningen bijkomen en woningcorporaties een veel bredere taak krijgen om ook in dit segment te gaan verhuren.
“Ik zit vast”, schreef de 25-jarige docente Anne Breukelaar op 14 mei in een ingezonden brief in NRC Handelsblad. Zeven jaar woonde ze op zichzelf, maar na het behalen van haar tweede masterdiploma trok ze noodgedwongen weer bij haar ouders in. Niet omdat ze terugverlangde naar het ouderlijk huis, maar omdat ze zich met haar modale inkomen geen eigen woning in de buurt van Nijmegen of Den Bosch kan veroorloven. Het verhaal van Anne is illustratief voor de huidige situatie op de woningmarkt: voor een sociale huurwoning verdient ze teveel, voor een hypotheek te weinig. Particuliere verhuurders eigen dat zij bruto vier tot vijf keer de huurprijs verdient, die voor een woning van 45 vierkante meter al snel neerkomt op 900 euro. Tel uit haar verlies.
Wie teveel verdient voor een sociale huurwoning en te weinig voor een koophuis, heeft het zwaar op de woningmarkt. Speculanten hebben massaal woningen gekocht om deze tegen woekerprijzen te verhuren aan mensen met een middeninkomen. Vier oplossingen om de ruimte voor speculanten te beperken en huren weer aantrekkelijk en betaalbaar te maken.
De transitie naar duurzaam bouwen biedt kansen om ook de sociale cohesie in stedelijke gebieden te versterken, stelt Daan Zandbelt, Rijksadviseur voor de Fysieke leefomgeving. “Steden moeten meer gaan lijken op de Victory Boogie Woogie van Mondriaan: met infrastructuur als verbinder in plaats van als scheidslijn.”
Een koopwoning is altijd een goede investering en maakt ons betere mensen. Huurregulering drijft de prijzen op en bij een welvarende samenleving hoort nu eenmaal een grote koopsector. Deze en andere veelgehoorde mythes over wonen, gebaseerd op een rotsvast geloof in marktwerking, hebben bijgedragen aan een huisvestingsbeleid dat bijzonder vriendelijk is voor kopers en dat veel huurders in de problemen brengt. Tijd om deze mythes door te prikken en huurders evenveel kansen en ruimte te geven als kopers.
De term ‘gentrificatie’ is niet meer weg te denken uit het Nederlandse stedenbouwkundig vocabulaire. De definitie, de opwaardering van oudere wijken door de komst van mensen uit de middenklasse met prijsopdrijving als gevolg, maakt direct het dilemma zichtbaar: moeten we gentrificatie nu omarmen of vermijden? Stadsgeograaf Cody Hochstenbach en voormalig wethouder Maarten van Poelgeest bogen zich op verzoek van de Helling over deze vraag. Grootste discussiepunt: hoe autonoom en daarmee onvermijdelijk is het proces van gentrificatie? Roerend over eens: gemeenten moeten meer kunnen doen tegen exorbitante huurprijzen.
Het is maar goed dat niet alle uitspraken van Richard Sennett uitkomen. In 2001 liet de inmiddels 76-jarige socioloog weten dat er waarschijnlijk nog één boek in hem zou zitten met als onderwerp de ‘sociologie van het optreden’ (sociology of performing). Dat boek heeft het levenslicht nog niet gezien, maar zes ander boeken inmiddels wel, waaronder het vorig jaar uitgekomen ‘Stadsleven, een visie op de metropool van de toekomst’ (oorspronkelijke titel: Building and Dwelling: Ethics for the City).
De bouwsector staat voor een enorme opgave. Tussen nu en 2025 zijn er in de wereld een miljard nieuwe huizen nodig. Tegelijk heeft de bouwsector een enorme impact op het milieu – in Nederland alleen al is de bouw verantwoordelijk voor 50 procent van het grondstoffenverbruik, 40 procent van het totale energieverbruik, 30 procent van het waterverbruik en 35 procent van de CO2-uitstoot.2 Die twee feiten samen laten maar één conclusie toe: dit is niet houdbaar.
Plannen om de gebouwde omgeving in een vlot tempo van het aardgas af te halen, komen de laatste tijd zowel vanuit klimaatsceptische hoek als vanuit de hoek van klimaatactivisten onder vuur te liggen. Hierdoor dreigt stilstand bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Dat zou slecht zijn voor een voortvarende aanpak van de klimaatnoodtoestand, want een goede maatregel nu bespaart meer CO2 dan een perfecte maatregel die we pas over tien jaar nemen.
De voortdurend stijgende huizenprijzen zijn in de eerste plaats een politieke kwestie. De steeds hogere huizenprijzen zetten de toegankelijkheid van de woningmarkt onder druk en vergroten ongelijkheid, waarvan een aantal partijen disproportioneel profiteert. Vooral banken varen hier wel bij.