Ik wil inzoomen op de veenpolders, die 10 procent van het Nederlandse oppervlak uitmaken. Ze zijn grotendeels in gebruik voor melkveehouderij. Je kunt ze ‘open schoorstenen’ noemen, want het veen oxideert en stoot daarbij CO2 uit. In heel Nederland is die uitstoot goed voor 5 megaton CO2 per jaar. Dat is 5 procent van de landelijke uitstoot. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat daarvan 1 megaton bespaard moet zijn in 2030, maar volgens het Planbureau voor de Leefomgeving liggen we allerminst op koers om die doelstelling te halen.

Kleinhans wijst erop dat we in de polders vaker nattigheid zullen moeten accepteren, vanwege de toegenomen druk van kwelwater dat onder de rivierdijken doorsijpelt en vanwege frequentere plensbuien. We kunnen het water niet blijven wegpompen. Dat betekent dat we in de polders veel minder vee kunnen houden. In het licht van het probleem van veenoxidatie is dat ook wenselijk: het natter houden van de bodem is het middel bij uitstek om oxidatie tegen te gaan. Nog beter zou het zijn om delen van het land weer in natuur te laten veranderen. Als er weer veenmos zou groeien, zouden veenpolders zelfs CO2 kunnen opnemen.
Dit soort keuzes zijn echter, zacht gezegd, nog allerminst de praktijk bij de overheden die erover gaan. Een voorbeeld: in het waterschap Amstel, Gooi en Vecht ligt polder Baambrugge, waar vee wordt gehouden. Delen van de polder zijn erg nat, onder andere vanwege de door Kleinhans beschreven ‘kwel’. Om de agrariërs in het gebied te steunen is daarom de afgelopen jaren het waterpeil regelmatig verlaagd, met als gevolg dat de veenoxidatie hoog blijft. Een voorstel om de grond weer natter te maken dreigt nu afgezwakt te worden onder druk van de lobby van boerenorganisatie LTO. Tegelijkertijd wordt er besloten om te investeren in extra pompcapaciteit, om het water uit de polder te kunnen wegpompen.
Overal worden op microniveau nog dit soort besluiten genomen, die tegen beter weten in de bestaande situatie in stand houden. Technische kunstgrepen stellen het onvermijdelijke uit. Maar als we uitsluitend inzetten op techniek brengen we de veenoxidatie niet tot stilstand. De provincie Utrecht concludeerde in 2022 in haar veenweidenstrategie dat we zelfs de huidige, bescheiden doelstellingen voor 2030 alleen kunnen halen als we kiezen voor “aanpassingen van de landbouw aan nattere omstandigheden (boeren op hoog water, natte teelten, natuur)” waar een groot deel van de agrariërs aan meedoet.
Wat dus nodig is om op langere termijn klaar te zijn voor een natter land én iets te doen aan de open schoorstenen, is een volledige omwenteling in de veenpolders. Daarbij moeten waterschappen, gemeenten en provincies samenwerken. Het zou goed zijn als progressieve partijen – GroenLinks, PvdA, maar ook D66, PvdD en in de waterschappen Water Natuurlijk – een gezamenlijke politieke inzet formuleren en samen optrekken om die omwenteling gerealiseerd te krijgen.
Dit artikel maakt deel uit van het dossier 'Water: te veel, te weinig en te vies', een coproductie van tijdschrift De Helling en Idee, het tijdschrift van de Mr. Hans van Mierlo Stichting van D66.
Lees ook in deze Helling

Word vriend & ontvang de Helling
Altijd de nieuwste artikelen lezen? Als vriend van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks ontvang je 4x per jaar de Helling per post. Ook heb je bij elke nieuwe editie direct toegang tot alle Helling-artikelen op onze website.
De Helling draagt bij aan verdieping en politieke visievorming binnen GroenLinks. Met jouw vriendschap steun je het werk van het tijdschrift en Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.