In Nederland kampen veel sectoren – zelfs met het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie (EU) – met een structureel tekort aan personeel. Het gaat hier niet alleen om hooggeschoolde banen in de informatietechnologie en de financiële sector, maar juist ook om praktisch geschoold werk in bijvoorbeeld de landbouw-, schoonmaak- of logistieke sector. Hoewel er buiten de EU genoeg mensen zijn die dit werk willen doen, is het voor derdelanders (mensen van buiten de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland) moeilijk om een werk-vergunning te krijgen. Het gevolg: personeelstekorten aan de ene kant en on-gereguleerde migratie en kansarme asielaanvragen aan de andere kant.
Met enige regelmaat roept er een politicus dat Nederland minder immigranten moet toelaten. Meestal blijft onvermeld om welke immigranten het precies gaat. Ook blijven de gevolgen van een strikter immigratiebeleid onbesproken. Het verminderen van immigratie is binnen de huidige verdragen echter niet zomaar mogelijk. Bovendien heeft een aanscherping van het immigratiebeleid ingrijpende - en vaak negatieve - gevolgen.
In tijdschrift de Helling reageert bijzonder hoogleraar Menno Fenger op het concept van de Parallelle Arbeidsmarkt (P-markt): een voorstel om werk te bieden aan mensen die door beperkingen of omstandigheden, of door gebrek aan beschikbare banen, niet of nauwelijks toegang hebben tot een reguliere baan. In plaats van een uitkering ontvangen mensen op de P-markt een salaris ter hoogte van maximaal het minimuminkomen. Fenger zet enkele kanttekeningen bij het concept die mijns inziens niet helemaal recht doen aan het model.
Anno 2017 heerst een brede politieke consensus dat technologische innovatie gestimuleerd dient te worden, maar over wat die innovatie vervolgens met de samenleving doet, of kan doen, blijft het overwegend stil. Technologische innovaties dienen niet automatisch linkse kernwaarden als gelijkheid, zelfbeschikking en het delen van macht – integendeel. Het wordt tijd dat GroenLinks een pro-actieve politieke agenda voor technologische innovatie formuleert. Wat kunnen de uitgangspunten voor zo’n politieke agenda zijn?
De voortdurend stijgende huizenprijzen zijn in de eerste plaats een politieke kwestie. De steeds hogere huizenprijzen zetten de toegankelijkheid van de woningmarkt onder druk en vergroten ongelijkheid, waarvan een aantal partijen disproportioneel profiteert. Vooral banken varen hier wel bij.
De bouw moet in 2050 omgevormd zijn tot een circulair werkende sector. Wat betekent dit voor de architectuur? Volgens architect Jos de Krieger van het Rotterdamse Superuse Studios vraagt dit een fundamenteel andere manier van denken en ontwerpen. Het architectenbureau experimenteert volop met tools om hergebruik van materialen mogelijk te maken. Een blik op de toekomst van de architectuur in tekst en beeld.
We moeten succesvol beleid afmeten aan ‘brede welvaart’ in plaats van economische groei. Het boek 'Kwetsbare welvaart' voorziet dit brede welvaartsbegrip van historische diepte.
Mariana Mazzucato pleit in 'De waarde van alles' voor een economie die gebaseerd is op het creëren van welvaart en van publieke waarde. Die opdracht geeft ze de politiek en de samenleving in haar boek mee. Het is daarmee niet alleen een boek over economie, het is bovenal een oproep tot verandering.
Grondstoffen brengen in ontwikkelingslanden vaker ongelijkheid en conflict dan welvaart en vrede. Maar de schatten in de bodem laten is voor de meeste landen geen optie. Wat is nodig voor een eerlijke winning van de natuurlijke rijkdom?
De grondstoffenhonger van de bouwsector is onhoudbaar, stelt Elphi Nelissen. De hoogleraar Duurzaam Bouwen aan de TU Eindhoven leidde de projectgroep die in januari dit jaar de zogeheten Transitieagenda voor de bouw presenteerde, met ambities richting een circulaire bouweconomie in 2050. Van Nelissen had de groep de lat nog veel hoger mogen leggen. “Als we blijven bouwen zoals we dat tot nu toe hebben gedaan, maken we de natuur, de aarde en uiteindelijk onze toekomst kapot.”