In het ruim 900 pagina’s tellende 'Capital et idéologie' brengt de Franse econoom Thomas Piketty tweeduizend jaar ongelijkheid in kaart en maakt hij deze meetbaar. Piketty heeft daarnaast een opvallende agenda: hij wil het kapitalisme niet hervormen, maar streeft naar een ander stelsel.
Al snel na het uitbreken van de coronacrisis stonden commentatoren massaal klaar met voorspellingen over hoe de wereld er na ‘corona’ uit zal zien. Als we echter kijken naar wat we weten over de politieke effecten van pandemieën, dan past ons bescheidenheid wat dergelijke voorspellingen betreft.
De coronacrisis maakt extra duidelijk dat kapitalisme slechts een manier is waarop de markt is ingevuld. Het kan ook heel anders. Pleidooi voor een post-corona-economie waarin de markt weer ingebed is in de gemeenschap en beter gereguleerd kan worden door de staat.
Het met nieuw aangemaakt geld financieren van overheidsuitgaven heeft menig land geholpen in tijden van crisis en oorlog. Omdat iedere hyperinflatie in de geschiedenis begon met deze monetaire financiering, heeft het instrument een slechte reputatie gekregen. Daarom is het in de EU verboden, wat de Europese Centrale Bank verhindert om staten op deze manier te helpen de coronacrisis te boven te komen. Toch zijn de gevaren beperkt en biedt het kansen voor het verduurzamen van de samenleving. Onder strikte voorwaarden is dit paardenmiddel dan ook verdedigbaar.
Achteraf gezien is een crisis altijd aangekondigd. Dat geldt voor de coronacrisis, waar virologen al jaren voor waarschuwen. Het gold ook voor de financiële crisis van 2008. De enkeling die een crisis voorspelt, wordt genegeerd. Als het zo ver is, wordt de wereld erdoor overvallen.
Van de Westlandse kassen tot de Rotterdamse haven en de Limburgse aspergeteelt: steeds meer sectoren kampen, zelfs met het vrij verkeer van werknemers binnen de EU, met een dringend tekort aan personeel. Hoewel er buiten de EU mensen staan te popelen om in Nederland aan het werk te gaan, maken op dit moment vooral hoogopgeleide ‘expats’ kans op een werkvergunning. Hiermee blijven arbeidstekorten in stand en wijken ‘niet-kennismigranten’ uit naar gevaarlijke smokkelroutes. Hoog tijd voor een nieuw arbeidsmigratiebeleid.
Theodor Adorno, een van de grootste sociaal filosofen van de vorige eeuw, hield in 1967 aan de Universiteit van Wenen een lezing over de ‘aspecten van het nieuwe rechts-radicalisme’. Met de Holocaust nog vers in het collectieve geheugen probeerde Adorno het nieuw opkomende rechts te duiden.
Het is moreel verdedigbaar om arbeidsmigranten van buiten de EU tijdelijk en onder strikte voorwaarden minder rechten te geven dan burgers in het gastland. Hierdoor zullen landen namelijk bereid zijn om méér arbeidsmigranten toe te laten, stelt migratiedeskundige Martin Ruhs. Want of we het nu leuk vinden of niet: aan veel rechten hangt een prijskaartje. “Als die prijs tijdelijk omlaag gaat, krijgen meer mensen de kans op een beter leven.”
In 1977 schreef de Politieke Partij Radikalen, de ‘vrolijk linkse’ voorloper van GroenLinks, in het verkiezingsprogramma: “Nederland kan geen immigratieland zijn”. De PPR was met name kritisch over arbeidsmigratie. Zeventien jaar later, in 1994, schreef GroenLinks: “Nederland ís al een immigratieland”. En in 2006 stelde de partij dat het gemakkelijker moest worden voor arbeidsmigranten om tijdelijk in Nederland te komen werken. Hoe is deze radicale verandering in het linkse denken over arbeidsmigratie te verklaren?
Bij het streven van GroenLinks naar een meer inclusieve, sociale en duurzame samenleving past het de partij de oorspronkelijke betekenis van emancipatie van achtergestelde groepen te omarmen en zich verre te houden van identiteitspolitiek. Waar emancipatie streeft naar maatschappelijke verandering en gelijkwaardige opname van de groep in de samenleving, zet identiteitspolitiek zich nadrukkelijk af tegen anderen. Identiteit is in deze zin niets anders dan stagnerende emancipatie.